Koe

Bijbelteksten

1 Samuel 1:25En zij slachtten een var; alzo brachten zij het kind tot Eli.
1 Samuel 6:7Nu dan, neemt en maakt een nieuwen wagen, en twee zogende koeien, op dewelke geen juk gekomen is; spant de koeien aan den wagen, en brengt haar kalveren van achter haar weder naar huis.
1 Samuel 6:10En die lieden deden alzo, en namen twee zogende koeien, en spanden ze aan den wagen, en haar kalveren sloten zij in huis.
1 Samuel 6:12De koeien nu gingen recht in dien weg, op den weg naar Beth-semes op een straat; zij gingen steeds voort, al loeiende, en weken noch ter rechter- noch ter linkerhand; en de vorsten der Filistijnen gingen achter dezelve tot aan de landpale van Beth-semes.
1 Samuel 6:14En de wagen kwam op den akker van Jozua, den Beth-semiet, en bleef daar staande; en daar was een grote steen, en zij kloofden het hout van den wagen, en offerden de koeien den HEERE ten brandoffer.
Job 21:10Zijn stier bespringt, en mist niet; zijn koe kalft, en misdraagt niet.
Spreuken 14:4Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel.
Jesaja 11:7De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen [te zamen] nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os.
Hosea 4:16Want Israel is onbandig, als een onbandige koe; nu zal hen de HEERE weiden, als een lam in de ruimte.
Amos 4:1Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken.
Maleachi 4:2Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren.
Hebreeen 9:13Want indien het bloed der stieren en bokken, en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, [hen] heiligt tot de reinigheid des vleses;

StudieboekenStudieboeken