Job (vrouw v.)

Bijbelteksten

Job 2:9Toen zeide zijn huisvrouw tot hem: Houdt gij nog vast aan uw oprechtigheid? Zegen God, en sterf.
Job 2:10Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.
Job 19:17Mijn adem is mijn huisvrouw vreemd; en ik smeek om der kinderen mijns buiks wil.
Job 31:9Zo mijn hart verlokt is geweest tot een vrouw, of ik aan mijns naasten deur geloerd heb;
Job 31:10Zo moet mijn huisvrouw met een ander malen, en anderen zich over haar krommen!

BoekenBoeken