Psalm 120:1 | Een lied Hammaaloth. Ik heb tot den HEERE geroepen in mijn benauwdheid, en Hij heeft mij verhoord. |
Psalm 121:1 | Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, van waar mijn hulp komen zal. |
Psalm 122:1 | Een lied Hammaaloth, van David. Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan. |
Psalm 123:1 | Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op tot U, Die in de hemelen zit. |
Psalm 124:1 | Een lied Hammaaloth, van David. Ten ware de HEERE, Die bij ons geweest is, zegge nu Israel, |
Psalm 125:1 | Een lied Hammaaloth. Die op den HEERE vertrouwen, zijn als de berg Sion, [die] niet wankelt, [maar] blijft in eeuwigheid. |
Psalm 126:1 | Een lied Hammaaloth. Als de HEERE de gevangenen Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen. |
Psalm 127:1 | Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter. |
Psalm 128:1 | Een lied Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den HEERE vreest, die in Zijn wegen wandelt. |
Psalm 129:1 | Een lied Hammaaloth. Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zegge nu Israel; |
Psalm 130:1 | Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE! |
Psalm 131:1 | Een lied Hammaaloth, van David. O HEERE! mijn hart is niet verheven, en mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in [dingen] mij te groot en te wonderlijk. |
Psalm 132:1 | Een lied Hammaaloth. O HEERE! gedenk aan David, aan al zijn lijden; |
Psalm 133:1 | Een lied Hammaaloth, van David. Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders ook samenwonen. |
Psalm 134:1 | Een lied Hammaaloth. Ziet, looft den HEERE, alle gij knechten des HEEREN! gij, die allen nacht in het huis des HEEREN staat. |