Wervelwind

Bijbelteksten

2 Koningen 2:1Het geschiedde nu, als de HEERE Elia met een onweder ten hemel opnemen zou, dat Elia met Elisa ging van Gilgal.
2 Koningen 2:11En het gebeurde, als zij voortgingen, gaande en sprekende, ziet, zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen hen beiden scheiding maakten. Alzo voer Elia met een onweder ten hemel.
Job 21:18Dat zij gelijk stro worden voor den wind, en gelijk kaf, dat de wervelwind wegsteelt;
Job 27:20Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen.
Job 37:9Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende [winden] de koude.
Job 38:1Daarna antwoordde de HEERE Job uit een onweder, en zeide:
Job 40:6Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!
Psalm 55:9Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm.
Psalm 83:16Vervolg hen alzo met Uw onweder, en verschrik hen met Uw draaiwind.
Psalm 107:25Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft.
Psalm 107:29Hij doet den storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen.
Psalm 148:8Vuur en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord doet!
Spreuken 1:27Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;
Spreuken 10:25Gelijk een wervelwind voorbijgaat, alzo is de goddeloze niet [meer]; maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest.
Hooglied 3:6Wie is zij, die daar opkomt uit de woestijn, als rookpilaren, berookt met mirre en wierook, [en] met allerlei poeder des kruideniers?
Jesaja 17:13De natien zullen [wel] ruisen, gelijk grote wateren ruisen; doch Hij zal hem schelden, zo zal hij verre wegvlieden, ja, hij zal gejaagd worden, als het kaf der bergen van den wind, en gelijk een kloot van den wervelwind.
Jesaja 29:6Gij zult van den HEERE der heirscharen bezocht worden met donder, en met aardbeving, en groot geluid, [met] wervelwind, en onweder, en de vlam eens verterenden vuurs.
Jesaja 40:24Ja, zij worden niet geplant, ja, zij worden niet gezaaid, ja, hun afgehouwen stam wortelt niet in de aarde; ook als Hij op hen blazen zal, zo zullen zij verdorren, en een stormwind zal hen als een stoppel wegnemen.
Jesaja 41:16Gij zult ze wannen, en de wind zal ze wegnemen, en de stormwind zal ze verstrooien; maar gij zult u verheugen in den HEERE; in den Heilige Israels zult gij u roemen.
Jeremia 23:19Ziet, een onweder des HEEREN, een grimmigheid is uitgegaan, ja, een pijnlijk onweder, het zal blijven op der goddelozen hoofd.

TuinTuin