Wadi

Bijbelteksten

Job 28:4Breekt er een beek door, bij dengene, die daar woont, [de wateren] vergeten zijnde van den voet, worden van den mens uitgeput, [en] gaan weg.
Job 38:25Wie deelt voor den stortregen een waterloop uit, en een weg voor het weerlicht der donderen?
Psalm 18:5Banden des doods hadden mij omvangen, en beken Belials verschrikten mij.
Psalm 36:9Zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen [uit] de beek Uwer wellusten.
Psalm 42:2Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
Psalm 46:5De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten.
Psalm 74:15Gij hebt een fontein en beek gekliefd; Gij hebt sterke rivieren uitgedroogd.
Psalm 78:20Ziet, Hij heeft den rotssteen geslagen, dat er wateren uitvloeiden, en beken overvloediglijk uitbraken, zou Hij ook brood kunnen geven? Zou Hij Zijn volke vlees toebereiden?
Psalm 83:10Doe hun als Midian, als Sisera, als Jabin aan de beek Kison;
Psalm 110:7Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.
Psalm 124:4Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn.
Psalm 126:4O HEERE! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden.
Spreuken 5:16Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, [en] de waterbeken op de straten;
Spreuken 18:4De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren; en de springader der wijsheid is een uitstortende beek.
Spreuken 30:17Het oog, [dat] den vader bespot, of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken, en des arends jongen zullen het eten.
Prediker 1:7Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts gaande keren zij weder.
Hooglied 8:7Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen; ja, de rivieren zouden ze niet verdrinken; al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem te enenmale verachten.
Jesaja 15:7Daarom zullen zij den overvloed, [dien] zij vergaderd hebben, en hetgeen zij weggelegd hebben, aan de beek der wilgen voeren.
Jesaja 30:28En Zijn adem is als een overlopende beek, [die] tot aan den hals toe raakt; om de heidenen te schudden met een schudding der ijdelheid, en als een misleidende toom in de kinnebakkens der volken.
Jesaja 34:9En hun beken zullen in pek verkeerd worden, en hun stof in zwavel; ja, hun aarde zal tot brandend pek worden.

StudieboekenStudieboeken