2 Koningen 25:29 | En hij veranderde de klederen zijner gevangenis, en hij at geduriglijk brood voor zijn aangezicht, al de dagen zijns levens. |
1 Kronieken 19:4 | Daarom nam Hanun de knechten van David, en hij beschoor hen, en sneed hun klederen half af tot aan de heupen, en liet hen henengaan. |
2 Kronieken 9:4 | En de spijze zijner tafel, en het zitten zijner knechten, en het staan zijner dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en hun kledingen, en zijn opgang, waardoor hij opging in het huis des HEEREN, zo was in haar geen geest meer. |
2 Kronieken 9:24 | En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen, harnas, en specerijen, paarden, en muilezelen, van elk van jaar tot jaar. |
2 Kronieken 18:9 | De koning van Israel nu en Josafat, de koning van Juda, zaten elk op zijn troon, bekleed met [hun] klederen, en zij zaten op het plein, aan de deur der poort van Samaria; en al de profeten profeteerden in hun tegenwoordigheid. |
2 Kronieken 18:29 | En de koning van Israel zeide tot Josafat: Als ik mij versteld heb, zal ik in den strijd komen; maar gij, trek uw klederen aan. Alzo verstelde zich de koning van Israel, en zij kwamen in den strijd. |
2 Kronieken 23:13 | En zij zag toe; en ziet, de koning stond bij zijn pilaar, aan den ingang; en de oversten en de trompetten waren bij den koning; en al het volk des lands was blijde, en blies met de trompetten; en de zangers waren er met muzikale instrumenten, en gaven te kennen, dat men lofzingen zou; toen verscheurde Athalia haar klederen, en zij riep: Verraad, verraad! |
2 Kronieken 34:19 | Het geschiedde nu, als de koning de woorden der wet hoorde, dat hij zijn klederen scheurde. |
2 Kronieken 34:27 | Omdat uw hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht Gods vernederd hebt, als gij Zijn woorden hoordet tegen deze plaats en tegen haar inwoners, en hebt u vernederd voor Mijn aangezicht, en uw klederen gescheurd, en geweend voor Mijn aangezicht, zo heb Ik [u] ook verhoord, spreekt de HEERE. |
Nehemia 4:23 | Voorts noch ik, noch mijn broederen, noch mijn jongelingen, noch de mannen van de wacht, die achter mij waren, wij trokken onze klederen niet uit; een iegelijk [had] zijn geweer [en] water. |
Nehemia 9:21 | Alzo hebt Gij hen veertig jaren onderhouden in de woestijn; zij hebben geen gebrek gehad; hun klederen zijn niet veroud, en hun voeten niet gezwollen. |
Esther 4:1 | Als Mordechai wist al wat er geschied was, zo verscheurde Mordechai zijn klederen, en hij trok een zak aan met as; en hij ging uit door het midden der stad, en hij riep [met] een groot en bitter geroep. |
Esther 4:4 | Toen kwamen Esthers jonge dochters en haar kamerlingen, en zij gaven het haar te kennen; en het deed de koningin zeer wee; en zij zond klederen om Mordechai aan te doen, en zijn zak van hem af te doen; maar hij nam ze niet aan. |
Job 9:31 | Dan zult Gij mij in de gracht induiken, en mijn klederen zullen van mij gruwen. |
Job 22:6 | Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen. |
Job 24:7 | Den naakten laten zij vernachten zonder kleding, die geen deksel [heeft] tegen de koude. |
Job 27:16 | Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; |
Job 31:19 | Zo ik iemand heb zien omkomen, omdat hij zonder kleding was, en dat de nooddruftige geen deksel had; |
Job 37:17 | Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? |
Job 38:9 | Toen Ik de wolk [tot] haar kleding stelde, en de donkerheid [tot] haar windeldoek; |