Genesis 1:11 | En God zeide: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. |
Genesis 1:12 | En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. |
Genesis 1:29 | En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze! |
Genesis 41:2 | En ziet, uit de rivier kwamen op zeven koeien, schoon van aanzien, en vet van vlees, en zij weidden in het gras. |
Genesis 41:18 | En zie, uit de rivier kwamen op zeven koeien, vet van vlees en schoon van gedaante, en zij weidden in het gras. |
Numeri 11:5 | Wij gedenken aan de vissen, die wij in Egypte om niet aten; aan de komkommers, en aan de pompoenen, en aan het look, en aan de ajuinen, en aan het knoflook. |
Deuteronomium 32:2 | Mijn leer druipe als een regen, mijn rede vloeie als een dauw; als een stofregen op de grasscheutjes, en als druppelen op het kruid. |
2 Samuel 23:4 | En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, [wanneer] de zon opgaat, des morgens zonder wolken, [wanneer] van den glans na den regen de grasscheutjes uit de aarde [voortkomen]. |
1 Koningen 18:5 | En Achab had gezegd tot Obadja: Trek door het land, tot alle waterfonteinen en tot alle rivieren; misschien zullen wij gras vinden, opdat wij de paarden en de muilezelen in het leven behouden, en niets uitroeien van de beesten. |
2 Koningen 19:26 | Daarom waren haar inwoners handeloos; zij waren verslagen en beschaamd; zij waren [als] het gras des velds, en de groene grasscheutjes, het hooi der daken, en het brandkoren, eer het over einde staat. |
Job 5:25 | Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. |
Job 6:5 | Rochelt ook de woudezel bij het jonge gras? Loeit de os bij zijn voeder? |
Job 8:12 | Als het nog in zijn groenigheid is, [hoewel] het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras. |
Job 38:27 | Om het woeste en het verwoeste te verzadigen, en om het uitspruitsel der grasscheutjes te doen wassen. |
Job 40:15 | Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar. |
Psalm 23:2 | Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren. |
Psalm 37:2 | Want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen. |
Psalm 72:6 | Hij zal nederdalen als een regen op het nagras, als de druppelen, die de aarde bevochtigen. |
Psalm 90:5 | Gij overstroomt hen; zij zijn [gelijk] een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, [dat] verandert; |
Psalm 102:5 | Mijn hart is geslagen en verdord als gras, [zodat] ik vergeten heb mijn brood te eten. |