Oorlog

Bijbelteksten

Psalm 60:2Als hij gevochten had met de Syriers van Mesopotamie, en met de Syriers van Zoba; en Joab wederkwam, en de Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend.
Psalm 68:31Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken; [en] dien, die zich onderwerpt met stukken zilvers; Hij heeft de volken verstrooid, [die] lust hebben in oorlogen.
Psalm 120:7Ik ben vreedzaam; maar als ik spreek, zijn zij aan den oorlog.
Psalm 140:3Die veel kwaads in het hart denken, allen dag samenkomen om te oorlogen.
Psalm 144:1[Een psalm] van David. Gezegend zij de HEERE, mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog;
Spreuken 20:18Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen.
Prediker 3:8Een tijd om lief te hebben, en een tijd om te haten; een tijd van oorlog, en een tijd van vrede.
Hooglied 3:8Die altemaal zwaarden houden, geleerd ten oorlog, elk hebbende zijn zwaard aan zijn heup, vanwege den schrik des nachts.
Jesaja 2:4En Hij zal rechten onder de heidenen, en bestraffen vele volken; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het [ene] volk zal tegen het [andere] volk geen zwaard opheffen, en zij zullen geen oorlog meer leren.
Jesaja 3:25Uw mannen zullen door het zwaard vallen, en uw helden in den strijd.
Jesaja 7:1Het geschiedde nu in de dagen van Achaz, den zoon van Jotham, den zoon van Uzzia, den koning van Juda, dat Rezin, de koning van Syrië, en Pekah, de zoon van Remalia, de koning van Israël, optoog naar Jeruzalem, ten oorlog tegen haar; maar hij vermocht met strijden niet tegen haar.
Jesaja 9:4Toen de ganse strijd dergenen, die streden, met gedruis geschiedde, en de klederen in het bloed gewenteld en verbrand werden, [tot] een voedsel des vuurs.
Jesaja 19:2Want Ik zal de Egyptenaren tegen de Egyptenaren verwarren, dat zij zullen strijden een iegelijk tegen zijn broeder, en een iegelijk tegen zijn naaste, stad tegen stad, koninkrijk tegen koninkrijk.
Jesaja 27:4Grimmigheid is bij Mij niet; wie zou Mij [als] een doorn [en] distel in oorlog stellen, dat Ik tegen hem zou aanvallen, [en] hem te gelijk verbranden zou?
Jesaja 36:5Ik mocht zeggen (doch het is een woord der lippen): Er is raad en macht tot den oorlog; op wien vertrouwt gij nu, dat gij tegen mij rebelleert?
Jesaja 41:12Gij zult hen zoeken, maar zult hen niet vinden; de lieden, die met u kijven, zullen worden als niet, en die lieden, die met u oorlogen, als een nietig ding.
Jesaja 42:25Daarom heeft Hij over hen uitgestort de grimmigheid Zijns toorns en de macht des oorlogs; en Hij heeft ze rondom in vlam gezet, doch zij merken het niet; en Hij heeft ze in brand gestoken, doch zij nemen het niet ter harte.
Jeremia 6:23Boog en spies zullen zij voeren, het is een wreed [volk], en zij zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij rijden; het is toegerust, als een man ten oorlog tegen u, o dochter van Sion!
Jeremia 14:15Daarom zegt de HEERE alzo: Aangaande de profeten, die in Mijn Naam profeteren, daar Ik hen niet gezonden heb, en zij [dan nog] zeggen: Er zal geen zwaard noch honger in dit land zijn; diezelve profeten zullen door het zwaard en door den honger verteerd worden.
Jeremia 18:21Daarom, geef hun zonen den honger over, en doe ze wegvloeien door het geweld des zwaards, en laat hun vrouwen van kinderen beroofd en weduwen worden, en laat hun mannen door den dood omgebracht, [en] hun jongelingen met het zwaard geslagen worden in den strijd.

BoekenBoeken