Genesis 11:24 | En Nahor leefde negen en twintig jaren, en gewon Terah. |
Genesis 11:25 | En Nahor leefde, nadat hij Terah gewonnen had, honderd en negentien jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:26 | En Terah leefde zeventig jaren, en gewon Abram, Nahor en Haran. |
Genesis 11:27 | En deze zijn de geboorten van Terah: Terah gewon Abram, Nahor en Haran; en Haran gewon Lot. |
Genesis 11:28 | En Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het land zijner geboorte, in Ur der Chaldeen. |
Genesis 11:31 | En Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van zijn zoon Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeen, om te gaan naar het land Kanaan; en zij kwamen tot Haran, en woonden aldaar. |
Genesis 11:32 | En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaren, en Terah stierf te Haran. |
Jozua 24:2 | Toen zeide Jozua tot het ganse volk: Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Over gene zijde der rivier hebben uw vaders van ouds gewoond, [namelijk] Terah, de vader van Abraham, en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend. |
1 Kronieken 1:26 | Serug, Nahor, Terah, |
Lukas 3:34 | Den [zoon] van Jakob, den [zoon] van Izak, den [zoon] van Abraham, den [zoon] van Thara, den [zoon] van Nachor, |