Exodus 25:4 | Als ook hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten[haar]. |
Exodus 27:18 | De lengte des voorhofs zal honderd ellen zijn, en de breedte doorgaans vijftig, en de hoogte vijf ellen, van fijn getweernd linnen; maar hun voeten zullen van koper zijn. |
Exodus 28:39 | Gij zult ook een rok vol oogjes maken, van fijn linnen; gij zult ook den hoed van fijn linnen maken; maar den gordel zult gij van geborduurd werk maken. |
Exodus 28:42 | Maak hun ook linnen onderbroeken, om het vlees der schaamte te bedekken; zij zullen zijn van de lenden tot de dijen. |
Leviticus 6:10 | En de priester zal zijn linnen kleed aantrekken, en de linnen onderbroek over zijn vlees aantrekken, en zal de as opnemen, als het vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd hebben, en zal die bij het altaar leggen. |
Leviticus 13:47 | Verder als aan een kleed de plaag der melaatsheid zal zijn, aan een wollen kleed, of aan een linnen kleed, |
Leviticus 13:48 | Of aan den scheerdraad, of aan den inslag van linnen, of van wol, of aan vel, of aan enig vellenwerk; |
Leviticus 13:52 | Daarom zal hij dat kleed, of die werpte, of dien inslag van wol, of van linnen, of alle vellentuig, waarin die plaag zal zijn, verbranden; want het is een knagende melaatsheid; het zal met vuur verbrand worden. |
Leviticus 13:59 | Dit is de wet van de plaag der melaatsheid, van een wollen of linnen kleed, of een werpte, of een inslag, of alle vellentuig, om dat rein te verklaren, of onrein te verklaren. |
Leviticus 16:4 | Hij zal den heiligen linnen rok aandoen, en een linnen onderbroek zal aan zijn vlees zijn, en met een linnen gordel zal hij zich gorden, en met den linnen hoed bedekken; dit zijn heilige klederen; daarom zal hij zijn vlees met water baden, als hij ze zal aandoen. |
Leviticus 16:32 | En de priester, dien men gezalfd, en wiens hand men gevuld zal hebben, om voor zijn vader het priesterambt te bedienen, zal de verzoening doen, als hij de linnen klederen, de heilige klederen, zal aangetrokken hebben. |
Deuteronomium 22:11 | Gij zult geen kleed van gemengde stof aantrekken, wollen en linnen te gelijk. |
Richteren 15:14 | Als hij kwam tot Lechi, zo juichten de Filistijnen hem tegemoet; maar de Geest des HEEREN werd vaardig over hem; en de touwen, die aan zijn armen waren, werden als linnen draden, die van het vuur gebrand zijn, en zijn banden versmolten van zijn handen. |
1 Samuel 22:18 | Toen zeide de koning tot Doeg: Wend gij u, en val aan op de priesters. Toen wendde zich Doeg, de Edomiet, en hij viel aan op de priesters, en doodde te dien dage vijf en tachtig mannen, die den linnen lijfrok droegen. |
1 Kronieken 15:27 | David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen; ook al de Levieten, die de ark droegen, en de zangers, en Chenanja, de overste van het opheffen der zangers; ook had David een lijfrok aan van linnen. |
Esther 1:6 | Er waren witte, groene en hemelsblauwe [behangselen], gevat aan fijn linnen en purperen banden, in zilveren ringen, en [aan] marmeren pilaren; de bedsteden waren van goud en zilver, op een vloer van porfier[steen], en van marmer, en albast, en kostelijke stenen. |
Jesaja 19:9 | En de werkers in het fijne vlas zullen beschaamd worden, ook de wevers van de witte stof. |
Jeremia 13:1 | Alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ga henen, en koop u een linnen gordel, en doe dien aan uw lenden, maar breng hem niet in het water. |
Ezechiel 9:2 | En ziet, zes mannen kwamen van den weg der Hoge poort, die gekeerd is naar het noorden, en elkeen met zijn verpletterend wapen in zijn hand; en een man in het midden van hen was met linnen bekleed, en een schrijvers-inktkoker was aan zijn lenden; en zij kwamen in, en stonden bij het koperen altaar. |
Ezechiel 9:3 | En de heerlijkheid des Gods van Israel hief zich op van den cherub, waarop Hij was, tot den dorpel van het huis; en Hij riep tot den man, die met linnen bekleed was, die den schrijvers-inktkoker aan zijn lenden had. |