Psalm 25:16 | [Pe.] Wend U tot mij, en wees mij genadig, want ik ben eenzaam en ellendig. |
Psalm 34:17 | [Pe.] Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien. |
Psalm 37:30 | [Pe.] De mond des rechtvaardigen vermeldt wijsheid, en zijn tong spreekt het recht. |
Psalm 111:9 | [Pe.] Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden; [Tsade.] Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden; [Koph.] Zijn Naam is heilig en vreselijk. |
Psalm 112:9 | [Pe.] Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftige; [Tsade.] zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; [Koph.] zijn hoorn zal verhoogd worden in eer. |
Psalm 119:129 | Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel. |
Psalm 145:16 | [Pe.] Gij doet Uw hand open, en verzadigt al wat er leeft, [naar Uw] welbehagen. |
Spreuken 31:26 | [Pe.] Zij doet haar mond open met wijsheid; en op haar tong is leer der goeddadigheid. |
Klaagliederen 1:17 | [Pe.] Sion breidt haar handen uit, daar is geen trooster voor haar; de HEERE heeft van Jakob geboden, dat die rondom hem zijn, zijn tegenpartijders zouden zijn; Jeruzalem is als een afgezonderde [vrouw] onder hen. |
Klaagliederen 2:16 | [Pe.] Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben [hem] gevonden, wij hebben [hem] gezien. |
Klaagliederen 3:46 | [Pe.] Al onze vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. |
Klaagliederen 3:47 | [Pe.] De vreze en de kuil zijn over ons gekomen, de verwoesting en de verbreking. |
Klaagliederen 3:48 | [Pe. Met] waterbeken loopt mijn oog neder, vanwege de breuk der dochter mijns volks. |
Klaagliederen 4:16 | [Pe.] Des HEEREN aangezicht heeft ze verdeeld. Hij zal ze voortaan niet meer aanzien; zij hebben het aangezicht der priesteren niet geeerd, zij hebben den ouden geen genade bewezen. |