Deuteronomium 12:15 | Doch naar allen lust uwer ziel zult gij slachten en vlees eten, naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u geeft, in al uw poorten; de onreine en de reine zal daarvan eten, als van een ree, en als van een hert. |
Deuteronomium 12:22 | Doch gelijk als een ree en een hert gegeten wordt, alzo zult gij dat eten; de onreine en de reine zullen het te zamen eten. |
Deuteronomium 14:5 | Een hert, en een ree, en een buffel, en een steenbok, en een das, en een wilde os, en een gems. |
Deuteronomium 15:22 | In uw poorten zult gij het eten; de onreine en de reine te zamen, als een ree, en als een hert, |
2 Samuel 1:19 | O Sieraad van Israel, op uw hoogten is hij verslagen; hoe zijn de helden gevallen! |
2 Samuel 2:18 | Nu waren aldaar drie zonen van Zeruja, Joab, en Abisai en Asahel; en Asahel was licht op zijn voeten, als een der reeen, die in het veld zijn. |
1 Koningen 4:23 | Tien vette runderen, en twintig weiderunderen, en honderd schapen; uitgenomen de herten, en reeen, en buffelen, en gemeste vogelen. |
1 Kronieken 12:8 | Ook scheidden zich van de Gadieten af tot David, in die vesting naar de woestijn, kloeke helden, krijgslieden ten oorlog, toegerust met rondas en schild; en hun aangezichten waren aangezichten der leeuwen; en zij waren als de reeen op de bergen in snelheid. |
Spreuken 5:19 | Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde. |
Spreuken 6:5 | Red u als een ree uit de hand [des jagers], en als een vogel uit de hand des vogelvangers. |
Hooglied 2:7 | Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! [die] bij de reeen, of bij de hinden des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het [dezelve] luste! |
Hooglied 2:9 | Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de tralien. |
Hooglied 2:17 | Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether. |
Hooglied 3:5 | Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! die bij de reeen of bij de hinden des velds zijt, dat gij de liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het [haar] luste! |
Hooglied 4:5 | Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de lelien weiden. |
Hooglied 7:3 | Uw twee borsten zijn als twee welpen, tweelingen van een ree. |
Hooglied 8:14 | Kom haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten op de bergen der specerijen. |
Jesaja 4:2 | Te dien dage zal des HEEREN SPRUIT zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en de vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering dengenen, die het ontkomen zullen in Israël. |
Jesaja 13:14 | En [een iegelijk] zal zijn als een verjaagde ree, en als een schaap, dat niemand vergadert; een iegelijk zal naar zijn volk omzien, en een iegelijk zal naar zijn land vluchten. |
Jesaja 13:19 | Alzo zal Babel, het sieraad der koninkrijken, de heerlijkheid, de hovaardigheid der Chaldeen, zijn gelijk als God Sodom en Gomorra omgekeerd heeft. |