Jozua 18:25 | Gibeon, en Rama, en Beeroth, |
Jozua 19:29 | En deze landpale wendt zich naar Rama, en tot aan de vaste stad Tyrus; dan keert deze landpale naar Hosa, en haar uitgangen zijn aan de zee, van het landsnoer [strekkende] naar Achzib, |
Jozua 19:36 | En Adama, en Rama, en Hazor, |
Richteren 4:5 | En zij woonde onder den palmboom van Debora, tussen Rama en tussen Beth-el, op het gebergte van Efraim; en de kinderen Israels gingen op tot haar ten gerichte. |
Richteren 19:13 | Voorts zeide hij tot zijn jongen: Ga voort, dat wij tot een van die plaatsen naderen, en te Gibea of te Rama vernachten. |
1 Samuel 1:19 | En zij stonden des morgens vroeg op, en zij aanbaden voor het aangezicht des HEEREN, en zij keerden weder, en kwamen tot hun huis te Rama. En Elkana bekende zijn huisvrouw Hanna, en de HEERE gedacht aan haar. |
1 Samuel 2:11 | Daarna ging Elkana naar Rama in zijn huis; maar de jongeling was den HEERE dienende voor het aangezicht van den priester Eli. |
1 Samuel 7:17 | Doch hij keerde weder naar Rama; want daar was zijn huis, en daar richtte hij Israel; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar. |
1 Samuel 8:4 | Toen vergaderden zich alle oudsten van Israel, en zij kwamen tot Samuel te Rama; |
1 Samuel 15:34 | Daarna ging Samuel naar Rama; en Saul ging op naar zijn huis te Gibea-sauls. |
1 Samuel 16:13 | Toen nam Samuel den oliehoorn, en hij zalfde hem in het midden zijner broederen. En de Geest des HEEREN werd vaardig over David van dien dag af en voortaan. Daarna stond Samuel op, en hij ging naar Rama. |
1 Samuel 19:18 | Alzo vluchtte David en ontkwam, en hij kwam tot Samuel te Rama, en hij gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had; en hij en Samuel gingen heen, en zij bleven te Najoth. |
1 Samuel 19:19 | En men boodschapte Saul, zeggende: Zie, David is te Najoth, bij Rama. |
1 Samuel 19:22 | Daarna ging hij ook zelf naar Rama, en hij kwam tot den groten waterput, die te Sechu was, en hij vraagde en zeide: Waar is Samuel, en David? Toen werd hem gezegd: Zie, zij zijn te Najoth bij Rama. |
1 Samuel 19:23 | Toen ging hij derwaarts naar Najoth bij Rama; en dezelfde Geest Gods was ook op hem, en hij, al voortgaande, profeteerde, totdat hij te Najoth in Rama kwam. |
1 Samuel 20:1 | Toen vluchtte David van Najoth bij Rama, en hij kwam, en zeide voor het aangezicht van Jonathan: Wat heb ik gedaan, wat is mijn misdaad, en wat is mijn zonde voor het aangezicht uws vaders, dat hij mijn ziel zoekt? |
1 Samuel 22:6 | En Saul hoorde, dat David bekend geworden was, en de mannen, die bij hem waren. Saul nu zat op een heuvel onder het geboomte te Rama, en hij had zijn spies in zijn hand, en al zijn knechten stonden bij hem. |
1 Samuel 25:1 | En Samuel stierf; en gans Israel vergaderde zich, en zij bedreven rouw over hem, en begroeven hem in zijn huis te Rama. En David maakte zich op, en toog af naar de woestijn Paran. |
1 Samuel 28:3 | Samuel nu was gestorven, en gans Israël had rouw over hem bedreven; en zij hadden hem begraven te Rama, te weten in zijn stad. En Saul had uit het land weggedaan de waarzeggers en duivelskunstenaars. |
1 Koningen 15:17 | Want Baesa, de koning van Israel, toog op tegen Juda, en bouwde Rama; opdat hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, den koning van Juda. |