Thirza (plaats)

Bijbelteksten

Jozua 12:24De koning van Thirza, een. Al deze koningen zijn een en dertig.
1 Koningen 14:17Toen maakte zich Jerobeams vrouw op, en ging heen, en kwam te Thirza; als zij nu op den dorpel van het huis kwam, zo stierf de jongeling.
1 Koningen 15:21En het geschiedde, als Baesa [zulks] hoorde, dat hij afliet van Rama te bouwen, en hij bleef te Thirza.
1 Koningen 15:33In het derde jaar van Asa, koning van Juda, werd Baesa, de zoon van Ahia, koning over gans Israel, te Thirza, [en regeerde] vier en twintig jaren.
1 Koningen 16:6En Baesa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Thirza; en zijn zoon Ela regeerde in zijn plaats.
1 Koningen 16:8In het zes en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Ela, de zoon van Baesa, koning over Israel, te Thirza, [en regeerde] twee jaren.
1 Koningen 16:9En Zimri, zijn knecht, overste van de helft der wagenen, maakte een verbintenis tegen hem, als hij te Thirza was, zich dronken drinkende in het huis van Arza, den hofmeester te Thirza;
1 Koningen 16:15In het zeven en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, regeerde Zimri zeven dagen te Thirza; en het volk had zich gelegerd tegen Gibbethon, dat der Filistijnen is.
1 Koningen 16:17En Omri toog op, en gans Israel met hem van Gibbethon, en belegerde Thirza.
1 Koningen 16:23In het een en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Omri koning over Israel, [en regeerde] twaalf jaren; te Thirza regeerde hij zes jaren.
2 Koningen 15:14Want Menahem, de zoon van Gadi, toog op van Thirza, en kwam te Samaria, en sloeg Sallum, den zoon van Jabes, te Samaria, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats.
2 Koningen 15:16Toen sloeg Menahem Tifsah, met allen, die daarin waren, ook haar landpalen van Thirza af; omdat men niet [voor hem] had opengedaan, zo sloeg hij [hen]; al haar bevruchte vrouwen hieuw hij in stukken.
Hooglied 6:4Gij zijt schoon, Mijn vriendin, gelijk Thirza, liefelijk als Jeruzalem, schrikkelijk als [slagorden] met banieren.

BoekenBoeken