2 Kronieken 5:6 | De koning Salomo nu, en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren voor de ark, offerden schapen en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld noch gerekend worden. |
2 Kronieken 7:5 | En de koning Salomo offerde slachtofferen van runderen, twee en twintig duizend, en van schapen, honderd en twintig duizend. Alzo hebben de koning en het ganse volk het huis Gods ingewijd. |
2 Kronieken 14:15 | En zij sloegen ook de tenten van het vee, en voerden weg schapen in menigte, en kemelen; en kwamen weder te Jeruzalem. |
2 Kronieken 15:11 | En zij offerden den HEERE ten zelfden dage van den roof, [dien] zij gebracht hadden, zevenhonderd runderen en zeven duizend schapen. |
2 Kronieken 18:2 | En ten einde van [enige] jaren toog hij af tot Achab naar Samaria; en Achab slachtte schapen en runderen voor hem in menigte, en voor het volk, dat met hem was; en hij porde hem aan, om op te trekken naar Ramoth in Gilead. |
2 Kronieken 18:16 | En hij zeide: Ik zag het ganse Israel verstrooid op de bergen, gelijk schapen, die geen herder hebben; en de HEERE zeide: Dezen hebben geen heer; een iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede. |
2 Kronieken 29:33 | Nog waren der geheiligde dingen zeshonderd runderen en drie duizend schapen. |
2 Kronieken 30:24 | Want Jehizkia, de koning van Juda, gaf de gemeente duizend varren en zeven duizend schapen; en de vorsten gaven de gemeente duizend varren en tien duizend schapen; de priesteren nu hadden zich in menigte geheiligd. |
2 Kronieken 31:6 | En de kinderen van Israel en Juda, die in de steden van Juda woonden, brachten ook tienden der runderen en der schapen, en tienden der heilige dingen, die den HEERE, hun God, geheiligd waren, en maakten vele hopen. |
2 Kronieken 32:29 | Daartoe had hij zich steden gemaakt, mitsgaders bezitting van schapen en runderen in menigte; want God gaf hem zeer grote have. |
Nehemia 5:18 | En wat voor een dag bereid werd, was een os [en] zes uitgelezen schapen; ook werden mij vogelen bereid, en binnen tien dagen van allen wijn zeer veel; nog heb ik bij dezen het brood des landvoogds niet gezocht, omdat de dienstbaarheid zwaar was over dit volk. |
Nehemia 10:36 | En de eerstgeborenen onzer zonen en onzer beesten, gelijk het in de wet geschreven is; en dat wij de eerstgeborenen onzer runderen en onzer schapen zouden brengen ten huize onzes Gods, tot de priesteren, die in het huis onzes Gods dienen. |
Job 1:3 | Daartoe was zijn vee zeven duizend schapen, en drie duizend kemelen, en vijfhonderd juk ossen, en vijfhonderd ezelinnen; ook was zijn dienstvolk zeer veel; zodat deze man groter was dan al die van het oosten. |
Job 1:16 | Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Het vuur Gods viel uit den hemel, en ontstak onder de schapen en onder de jongeren, en verteerde ze; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. |
Job 42:12 | En de HEERE zegende Jobs laatste meer dan zijn eerste; want hij had veertien duizend schapen, en zes duizend kemelen, en duizend juk runderen, en duizend ezelinnen. |
Psalm 8:8 | Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds. |
Psalm 44:12 | Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen. |
Psalm 49:15 | Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, [elk] uit zijn woning. |
Psalm 74:1 | Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? [Waarom] zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? |
Psalm 78:52 | En Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen, als een kudde, in de woestijn. |