Genesis 38:18 | Toen zeide hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zeide: Uw zegelring en uw snoer en uw staf, die in uw hand is; hetwelk hij haar gaf, en ging tot haar in; en zij ontving bij hem. |
Genesis 38:25 | Als zij voorgebracht werd, schikte zij tot haar schoonvader, om te zeggen: Bij den man, wiens deze dingen zijn, ben ik zwanger; en zij zeide: Beken toch, wiens deze zegelring, en deze snoeren, en deze staf zijn. |
Genesis 41:42 | En Farao nam zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen klederen aantrekken, en legde hem een gouden keten aan zijn hals; |
Exodus 28:11 | Naar steensnijderswerk, gelijk men de zegelen graveert, zult gij deze twee stenen graveren, met de namen der zonen van Israel; gij zult ze maken, dat zij omvat zijn in gouden kastjes. |
Exodus 28:21 | En deze stenen zullen zijn met de twaalf namen der zonen van Israel, met hun namen; zij zullen als zegelen gegraveerd worden, elk met zijn naam; voor de twaalf stammen zullen zij zijn. |
Exodus 28:36 | Verder zult gij een plaat maken van louter goud, en gij zult daarin graveren, gelijk men de zegelen graveert: DE HEILIGHEID DES HEEREN! |
Exodus 39:6 | Zij bereidden ook de sardonixstenen, omvat in gouden kastjes, [als] zegelgravering gegraveerd, met de namen der zonen van Israel. |
Exodus 39:14 | Deze stenen nu, met de namen der zonen van Israel, waren twaalf, met hun namen, met zegelgravering; ieder met zijn naam, naar de twaalf stammen. |
Exodus 39:30 | Zij maakten ook de plaat van de kroon der heiligheid van louter goud, en zij schreven daarop een schrift, met zegelgravering: DE HEILIGHEID DES HEEREN. |
1 Koningen 21:8 | Zij dan schreef brieven in den naam van Achab, en verzegelde ze met zijn signet; en zond de brieven tot de oudsten en tot de edelen, die in zijn stad waren, wonende met Naboth. |
Esther 8:8 | Schrijft dan gijlieden voor de Joden, zoals het goed is in uw ogen, in des konings naam, en verzegelt het met des konings ring; want het schrift, dat in des konings naam geschreven, en met des konings ring verzegeld is, is niet te wederroepen. |
Job 38:14 | Dat zij veranderd zou worden gelijk zegelleem, en zij gesteld worden als een kleed? |
Spreuken 3:3 | Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten. |
Hooglied 8:6 | Zet mij als een zegel op Uw hart, als een zegel op Uw arm; want de liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des HEEREN. |
Jeremia 22:24 | [Zo waarachtig als] Ik leef, spreekt de HEERE, ofschoon Chonia, de zoon van Jojakim, den koning van Juda, een zegelring ware aan Mijn rechterhand, zo zal Ik u toch van daar wegrukken. |
Haggai 2:24 | Te dien dage, spreekt de HEERE der heirscharen, zal Ik u nemen, o Zerubbabel, gij zoon van Sealthiel, Mijn knecht! spreekt de HEERE, en Ik zal u stellen, als een zegelring; want u heb Ik verkoren, spreekt de HEERE der heirscharen. |