Spreekwoord

Bijbelteksten

Numeri 21:27Daarom zeggen zij, die spreekwoorden gebruiken: Komt tot Hesbon; men bouwe en bevestige de stad van Sihon!
Deuteronomium 9:2Een groot en lang volk, kinderen der Enakieten; die gij kent, en [van welke] gij gehoord hebt: Wie zou bestaan voor het aangezicht der kinderen van Enak?
Deuteronomium 28:37En gij zult zijn tot een schrik, tot een spreekwoord en tot een spotrede, onder al de volken, waarheen u de HEERE leiden zal.
1 Samuel 10:12Toen antwoordde een man van daar, en zeide: Wie is toch hun vader? Daarom is het tot een spreekwoord geworden: Is Saul ook onder de profeten?
1 Samuel 24:14Gelijk als het spreekwoord der ouden zegt: Van de goddelozen komt goddeloosheid voort; maar mijn hand zal niet tegen u zijn.
2 Samuel 5:8Want David zeide ten zelven dage: Al wie de Jebusieten slaat, en geraakt aan die watergoot, en die kreupelen, en die blinden, die van Davids ziel gehaat zijn, [die zal tot een hoofd en tot een overste zijn]; daarom zegt men: Een blinde en kreupele zal in het huis niet komen.
1 Koningen 9:7Zo zal Ik Israel uitroeien van het land, dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen; en Israel zal tot een spreekwoord en spotrede zijn onder alle volken.
2 Kronieken 7:20Zo zal Ik hen uitrukken uit Mijn land, dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, dat Ik Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen, en zal het tot een spreekwoord en spotrede onder alle volken maken.
Job 8:9Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn.
Job 17:6Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor [ieders] aangezicht.
Psalm 44:15Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken.
Psalm 57:7Zij hebben een net bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn aangezicht gegraven; zij zijn er midden in gevallen. Sela.
Psalm 69:12En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden.
Spreuken 25:11Een rede, op zijn pas gesproken, is [als] gouden appelen in zilveren gebeelde schalen.
Spreuken 26:27Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren.
Jeremia 24:9En Ik zal hen overgeven tot een beroering ten kwade, allen koninkrijken der aarde; tot smaadheid, en tot een spreekwoord, tot een spotrede, en tot een vloek, in al de plaatsen, waarhenen Ik hen gedreven zal hebben;
Jeremia 31:29In die dagen zullen zij niet meer zeggen: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en der kinderen tanden zijn stomp geworden.
Jeremia 31:30Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven; een ieder mens, die de onrijpe druiven eet, zijn tanden zullen stomp worden.
Ezechiel 12:22Mensenkind, wat is dit voor een spreekwoord, [dat] gijlieden hebt in het land Israels, zeggende: de dagen zullen verlengd worden, en al het gezicht zal vergaan?
Ezechiel 12:23Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal dit spreekwoord doen ophouden, dat zij het niet meer ten spreekwoord gebruiken zullen in Israel. Maar spreek tot hen: De dagen zijn nabij gekomen, en het woord van ieder gezicht.

StudieboekenStudieboeken