Klaagliederen 4:5 | [He.] Die lekkernijen aten, versmachten [nu] op de straten; die in karmozijn opgetrokken zijn, omhelzen den drek. |
Jona 4:7 | Maar God beschikte een worm des anderen daags in het opgaan van den dageraad; die stak den wonderboom, dat hij verdorde. |
Handelingen 12:23 | En van stonde aan sloeg hem een engel des Heeren, daarom dat hij Gode de eer niet gaf; en hij werd van de wormen gegeten, en gaf den geest. |