2 Kronieken 12:10 | En de koning Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en hij beval [die] onder de hand van de oversten der trawanten, die de deur van het huis des konings bewaarden. |
2 Kronieken 14:8 | Asa nu had een heir van driehonderd duizend uit Juda, rondas en spies dragende, en tweehonderd en tachtig duizend uit Benjamin, het schild dragende en den boog spannende; al dezen waren kloeke helden. |
2 Kronieken 17:17 | En uit Benjamin was Eljada, een kloek held; en met hem tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend waren. |
2 Kronieken 23:9 | Verder gaf de priester Jojada aan de oversten der honderden de spiesen, en de rondassen, en de schilden, die van den koning David geweest waren, die in het huis Gods waren. |
2 Kronieken 26:14 | En Uzzia bereidde voor hen, voor het ganse heir, schilden, en spiesen, en helmen, en pantsieren, en bogen, zelfs tot de slingerstenen toe. |
2 Kronieken 32:5 | Zo versterkte hij zich, en bouwde den gehelen muur op, die gebroken was, dien hij optrok tot aan de torens, met een anderen muur daarbuiten, en hij versterkte Millo [in] de stad Davids; en hij maakte geweer en schilden in menigte. |
2 Kronieken 32:27 | Jehizkia nu had zeer veel rijkdom en eer; en hij maakte zich schatkameren voor zilver en voor goud, en voor kostelijk gesteente, en voor specerijen, en voor schilden, en voor alle begeerlijk gereedschap; |
Nehemia 4:16 | En het geschiedde van dien dag af, dat de helft mijner jongens doende waren aan het werk, en de helft van hen hielden de spiesen, en de schilden, en de bogen, en de pantsiers; en de oversten waren achter het ganse huis van Juda. |
Job 15:26 | Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. |
Job 41:15 | Zijn hart is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van den ondersten [molensteen]. |
Psalm 3:3 | Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela. |
Psalm 5:13 | Want Gij, HEERE, zult den rechtvaardige zegenen; Gij zult hem met goedgunstigheid kronen, als met een rondas. |
Psalm 7:10 | Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God! |
Psalm 18:2 | Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte! |
Psalm 18:30 | Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur. |
Psalm 18:35 | Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is. |
Psalm 28:7 | De HEERE is mijn Sterkte en mijn Schild; op Hem heeft mijn hart vertrouwd, en ik ben geholpen; dies springt mijn hart van vreugde, en ik zal Hem met mijn gezang loven. |
Psalm 33:20 | Onze ziel verbeidt den HEERE; Hij is onze Hulp en ons Schild. |
Psalm 35:2 | Grijp het schild en de rondas, en sta op tot mijn hulp. |
Psalm 47:9 | God regeert over de heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid. |