Deuteronomium 32:15 | Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit, (gij zijt vet, gij zijt dik, [ja, met vet] overdekt geworden!); en hij liet God varen, Die hem gemaakt heeft, en versmaadde den Rotssteen zijns heils. |
Deuteronomium 33:5 | En Hij was Koning in Jeschurun, als de hoofden des volks zich vergaderden, samen met de stammen Israels. |
Deuteronomium 33:26 | Niemand is er gelijk God, o Jeschurun! Die op den hemel vaart tot uw hulp, en met Zijn hoogheid op de bovenste wolken. |
Jesaja 44:2 | Zo zegt de HEERE, uw Maker, en uw Formeerder van den buik af, Die u helpt: Vrees niet, o Jakob, Mijn knecht, en gij, Jeschurun, dien Ik uitverkoren heb! |