Markus 14:65 | En sommigen begonnen Hem te bespuwen, en Zijn aangezicht te bedekken, en met vuisten te slaan, en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaars gaven Hem kinnebakslagen. |
Johannes 19:1 | Toen nam Pilatus dan Jezus, en geselde [Hem]. |
Johannes 19:2 | En de krijgsknechten, een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten [die] op Zijn hoofd, en wierpen Hem een purperen kleed om; |
Johannes 19:3 | En zeiden: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! En zij gaven Hem kinnebakslagen. |
Johannes 19:4 | Pilatus dan kwam wederom uit, en zeide tot hen: Ziet, ik breng Hem tot ulieden uit, opdat gij wetet, dat ik in Hem geen schuld vinde. |
Johannes 19:5 | Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon, en het purperen kleed. En [Pilatus] zeide tot hen: Ziet, de Mens! |
Johannes 19:6 | Als Hem dan de overpriesters en de dienaars zagen, riepen zij, zeggende: Kruis [Hem], kruis [Hem]! Pilatus zeide tot hen: Neemt gijlieden Hem en kruist [Hem]; want ik vind in Hem geen schuld. |
Johannes 19:7 | De Joden antwoordden hem: Wij hebben een wet, en naar onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelven Gods Zoon gemaakt. |
Johannes 19:9 | En ging wederom in het rechthuis, en zeide tot Jezus: Van waar zijt Gij? Maar Jezus gaf hem geen antwoord. |
Johannes 19:10 | Pilatus dan zeide tot Hem: Spreekt Gij tot mij niet? Weet Gij niet, dat ik macht heb U te kruisigen, en macht heb U los te laten? |
Johannes 19:11 | Jezus antwoordde: Gij zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien het u niet van boven gegeven ware; daarom die Mij aan u heeft overgeleverd, heeft groter zonde. |
Johannes 19:12 | Van toen af zocht Pilatus Hem los te laten; maar de Joden riepen, zeggende: Indien gij Dezen loslaat, zo zijt gij des keizers vriend niet; een iegelijk, die zichzelven koning maakt, wederspreekt den keizer. |
Johannes 19:13 | Als Pilatus dan dit woord hoorde, bracht hij Jezus uit, en zat neder op den rechterstoel, in de plaats, genaamd Lithostrotos, en in het Hebreeuws Gabbatha. |
Johannes 19:14 | En het was de voorbereiding van het pascha, en omtrent de zesde ure; en hij zeide tot de Joden: Ziet, uw Koning! |
Johannes 19:15 | Maar zij riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uw Koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan den keizer. |
Johannes 19:16 | Toen gaf hij Hem dan hun over, opdat Hij gekruist zou worden. En zij namen Jezus, en leidden [Hem] weg. |
Johannes 19:17 | En Hij, dragende Zijn kruis, ging uit naar de [plaats], genaamd Hoofdschedelplaats, welke in het Hebreeuws genaamd wordt Golgotha; |
Johannes 19:18 | Alwaar zij Hem kruisten, en met Hem twee anderen, aan elke zijde een, en Jezus in het midden. |
Johannes 19:19 | En Pilatus schreef ook een opschrift, en zette [dat] op het kruis; en er was geschreven: JEZUS DE NAZARENER, DE KONING DER JODEN. |
Johannes 19:20 | Dit opschrift dan lazen velen van de Joden; want de plaats, waar Jezus gekruist werd, was nabij de stad; en het was geschreven in het Hebreeuws, in het Grieks, [en] in het Latijn. |