Zon

Bijbelteksten

Genesis 1:16God dan maakte die twee grote lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren.
Genesis 37:9En hij droomde nog een anderen droom, en verhaalde dien aan zijn broederen; en hij zeide: Ziet, ik heb nog een droom gedroomd, en ziet, de zon, en de maan, en elf sterren bogen zich voor mij neder.
Exodus 16:21Zij nu verzamelden het allen morgen, een iegelijk naar dat hij eten mocht; want als de zon heet werd, zo versmolt het.
Deuteronomium 33:14En van de uitnemendste inkomsten der zon, en van de uitnemendste voortzetting der maan;
Job 8:16Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit.
Job 30:28Ik ga zwart daarheen, niet van de zon; opstaande schreeuw ik in de gemeente.
Psalm 19:7Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte.
Psalm 58:9Laat hem henengaan, als een smeltende slak; laat hen, [als] ener vrouwe misdracht, de zon niet aanschouwen.
Psalm 72:5Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht.
Psalm 72:17Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is, zal zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in hem gezegend worden; alle heidenen zullen hem welgelukzalig roemen.
Psalm 104:19Hij heeft de maan gemaakt tot de gezette tijden, de zon weet haar ondergang.
Psalm 121:6De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
Psalm 136:7Dien, Die de grote lichten heeft gemaakt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psalm 136:8De zon tot heerschappij op den dag; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psalm 148:3Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!
Prediker 1:5Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees.
Prediker 1:9Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon.
Prediker 2:11Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon.
Prediker 2:17Daarom haatte ik dit leven, want dit werk dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt; want het is al ijdelheid en kwelling des geestes.
Prediker 2:18Ik haatte ook al mijn arbeid, dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien zou achterlaten aan een mens, die na mij wezen zal.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel