Oog (lichaamsdeel)

Bijbelteksten

Genesis 3:5Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.
Genesis 6:8Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN.
Genesis 24:63En Izak was uitgegaan om te bidden in het veld, tegen het naken van den avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de kemelen kwamen!
Genesis 24:64Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij viel van den kemel af.
Genesis 29:17Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht.
Genesis 49:12Hij is roodachtig van ogen door den wijn, en wit van tanden door de melk.
Deuteronomium 19:21En uw oog zal niet verschonen; ziel om ziel, oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet.
Deuteronomium 25:12Zo zult gij haar hand afhouwen, uw oog zal niet verschonen.
1 Samuel 18:9En Saul had het oog op David, van dien dag af en voortaan.
2 Koningen 9:30En Jehu kwam te Jizreel. Als Izebel [dat] hoorde, zo blankette zij haar aangezicht, en versierde haar hoofd, en keek ten venster uit.
Job 3:10Omdat hij niet toegesloten heeft de deuren mijns buiks, noch verborgen de moeite van mijn ogen.
Job 40:19Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men [hem] met strikken den neus doorboren kunnen?
Psalm 69:4Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken, daar ik ben hopende op mijn God.
Psalm 101:7Wie bedrog pleegt, zal binnen mijn huis niet blijven; die leugenen spreekt, zal voor mijn ogen niet bevestigd worden.
Psalm 121:1Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, van waar mijn hulp komen zal.
Spreuken 4:25Laat uw ogen rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden.
Prediker 1:8Al deze dingen worden [zo] moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld van horen.
Prediker 12:3In den dag, wanneer de wachters des huizes zullen beven, en de sterke mannen zichzelven zullen krommen, en de maalsters zullen stilstaan, omdat zij minder geworden zijn, en die door de vensteren zien, verduisterd zullen worden;
Hooglied 1:15Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven[ogen].
Hooglied 4:1Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven[ogen] tussen uw vlechten; uw haar is als een kudde geiten, die [het gras] van den berg Gileads afscheren.

StudieboekenStudieboeken