Exodus 18:21 | Doch zie gij om, onder al het volk, naar kloeke mannen, God vrezende, waarachtige mannen, de gierigheid hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, oversten der tienen. |
1 Samuel 8:3 | Doch zijn zonen wandelden niet in zijn wegen; maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken, en bogen het recht. |
Psalm 119:36 | Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid. |
Spreuken 1:19 | Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. |
Spreuken 15:27 | Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven. |
Jesaja 57:17 | Ik was verbolgen over de ongerechtigheid hunner gierigheid, en sloeg hen; Ik verborg Mij, en was verbolgen; evenwel gingen zij afkerig henen in den weg huns harten. |
Jeremia 6:13 | Want van hun kleinste aan tot hun grootste toe pleegt een ieder van hen gierigheid, en van den profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid. |
Jeremia 22:17 | Maar uw ogen en uw hart zijn niet dan op uw gierigheid, en op onschuldig bloed, om dat te vergieten, en op verdrukking en overlast, om [die] te doen. |
Ezechiel 22:12 | Zij hebben geschenken in u genomen, om bloed te vergieten; woeker en overwinst hebt gij genomen, en gij hebt gierigheid gepleegd aan uw naaste door verdrukking; maar gij hebt Mijner vergeten, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 22:13 | Ziet dan, Ik heb Mijn hand geslagen, om uw gierigheid, die gij bedreven hebt, en om uw bloed, die in het midden van u geweest zijn. |
Ezechiel 25:12 | Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat Edom met enkel wraakgierigheid gehandeld heeft tegen het huis van Juda; en zij zich zeer schuldig gemaakt hebben, dat zij zich aan hen gewroken hebben: |
Habakuk 2:9 | Wee dien, die met kwade gierigheid giert voor zijn huis, opdat hij in de hoogte zijn nest stelle, om bevrijd te zijn uit de hand des kwaads. |
Lukas 12:15 | En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid; want het is niet in den overvloed [gelegen], dat iemand leeft uit zijn goederen. |
Lukas 16:14 | En al deze dingen hoorden ook de Farizeen, die geldgierig waren, en zij beschimpten Hem. |
1 Corinthiers 6:10 | noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beerven. |
Efeziers 5:3 | Maar hoererij en alle onreinigheid, of gierigheid, laat ook onder u niet genoemd worden, gelijkerwijs het den heiligen betaamt, |
Efeziers 5:5 | Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God. |
Colossenzen 3:5 | Doodt dan uw leden die op de aarde zijn, [namelijk] hoererij, onreinigheid, [schandelijke] beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst; |
1 Thessalonicensen 2:5 | Want wij hebben nooit met pluimstrijkende woorden omgegaan, gelijk gij weet, noch met [enig] bedeksel van gierigheid; God is Getuige! |
1 Timotheus 3:3 | Niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuil-gewinzoeker; maar bescheiden, geen vechter, niet geldgierig. |