Lichaam (mens)

Bijbelteksten

Lukas 11:34De kaars des lichaams is het oog: wanneer dan uw oog eenvoudig is, zo is ook uw gehele lichaam verlicht; maar zo het boos is, zo is ook uw [gehele] lichaam duister.
Lukas 11:36Indien dan uw lichaam geheel verlicht is, niet hebbende enig deel, dat duister is, zo zal het geheel verlicht zijn, gelijk wanneer de kaars met het schijnsel u verlicht.
Romeinen 12:4Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben;
1 Corinthiers 12:15Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam?
1 Corinthiers 12:16En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam?
1 Corinthiers 12:18Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft.
1 Corinthiers 12:19Waren zij alle [maar] een lid, waar [zou] het lichaam [zijn]?

Hadderech