Job 2:7 | Toen ging de satan uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn schedel toe. |
Job 2:8 | En hij nam zich een potscherf, om zich daarmede te schrabben, en hij zat neder in het midden der as. |
Job 2:12 | En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op, en weenden; daartoe scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar den hemel. |
Job 7:5 | Mijn vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed; mijn huid is gekliefd en verachtelijk geworden. |
Job 24:20 | De baarmoeder vergeet hem, het gewormte is hem zoet, zijns wordt niet meer gedacht; en het onrecht wordt gebroken als een hout. |
Psalm 35:13 | Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem. |
Psalm 41:4 | De HEERE zal hem ondersteunen op het ziekbed; in zijn krankheid verandert Gij zijn ganse leger. |
Psalm 103:3 | Die al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest; |
Spreuken 18:14 | De geest eens mans zal zijn krankheid ondersteunen; maar een verslagen geest, wie zal dien opheffen? |
Prediker 5:12 | Er is een kwaad, dat krankheid aanbrengt, [hetwelk] ik zag onder de zon: rijkdom van zijn bezitters bewaard tot hun eigen kwaad. |
Prediker 5:15 | Daarom is dit ook een kwaad, dat krankheid aanbrengt; dat hij in alle manier, gelijk hij gekomen is, alzo heengaat; en wat voordeel is het hem, dat hij in den wind gearbeid heeft? |
Prediker 5:16 | Dat hij ook alle dagen in duisternis gegeten heeft; en dat hij veel verdriets gehad heeft, ook zijn krankheid, en onstuimigen toorn? |
Jesaja 1:5 | Waartoe zoudt gij meer geslagen worden? Gij zoudt des afvals des te meer maken; het ganse hoofd is krank, en het ganse hart is mat. |
Jesaja 14:10 | Die altegader zullen antwoorden, en tot u zeggen: Gij zijt ook krank geworden, gelijk wij, gij zijt ons gelijk geworden. |
Jesaja 17:11 | Ten dage, als gij ze zult geplant hebben, zult gij [die] doen wassen, en in den morgenstond zult gij uw zaad doen bloeien; [doch] het zal maar een hoop van het gemaaide zijn, in den dag der krankheid en der pijnlijke smart. |
Jesaja 21:3 | Daarom zijn mijn lendenen vol van grote krankheid, bange weeen hebben mij aangegrepen, gelijk de bange weeen van een, die baart; ik krom mij van horen, ik word ontsteld van het aanzien. |
Jesaja 33:24 | En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek, [want] het volk, dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben. |
Jesaja 35:4 | Zegt den onbedachtzamen van harte: Weest sterk, en vreest niet; ziet, ulieder God zal [ter] wrake komen [met] de vergelding Gods. Hij zal komen en ulieden verlossen. |
Jesaja 35:10 | En de vrijgekochten des HEEREN zullen wederkeren, en [tot] Sion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden. |
Jesaja 38:1 | In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis; want gij zult sterven, en niet leven. |