Exodus 33:21 | De HEERE zeide verder: Zie, er is een plaats bij Mij; daar zult gij u op de steenrots stellen. |
Exodus 33:22 | En het zal geschieden, wanneer Mijn heerlijkheid voorbij zal gaan, zo zal Ik u in een kloof der steenrots zetten; en Ik zal u met Mijn hand overdekken, totdat Ik zal voorbijgegaan zijn. |
Job 14:18 | En voorwaar, een berg vallende vergaat, en een rots wordt versteld uit haar plaats; |
Job 18:4 | O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats? |
Job 39:31 | Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats. |
Psalm 31:4 | Want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg; leid mij dan, en voer mij, om Uws Naams wil. |
Psalm 71:3 | Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan; Gij hebt bevel gegeven, om mij te verlossen, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg. |
Psalm 73:26 | Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid. |
Psalm 141:6 | Hun rechters zijn aan de zijde der steenrots vrijgelaten geweest, en hebben gehoord mijn redenen, dat zij aangenaam waren. |
Jeremia 21:13 | Ziet, Ik [wil] aan u, gij inwoneres des dals, gij rots van het plein! spreekt de HEERE; gijlieden, die zegt: Wie zou tegen ons afkomen, of wie zou komen in onze woningen? |
Jeremia 23:29 | Is Mijn woord niet alzo, als een vuur? spreekt de HEERE, en als een hamer, [die] een steenrots te morzel slaat? |
Ezechiel 24:7 | Want haar bloed is in het midden van haar; op een gladde steenrots heeft zij dat gelegd; zij heeft het op de aarde niet uitgestort, om hetzelve met stof te bedekken. |
Ezechiel 24:8 | Opdat Ik de grimmigheid doe opgaan om wraak te oefenen, heb Ik [ook] haar bloed op een gladde steenrots gelegd, opdat het niet bedekt worde. |
Lukas 6:48 | Hij is gelijk een mens, die een huis bouwde, en groef, en verdiepte, en leide het fondament op een steenrots; als nu de hoge vloed kwam, zo sloeg de waterstroom tegen dat huis aan, en kon het niet bewegen; want het was op de steenrots gegrond. |
Lukas 8:13 | En die op de steenrots [bezaaid worden], zijn dezen, die, wanneer zij het gehoord hebben, het Woord met vreugde ontvangen; en dezen hebben geen wortel, die maar voor een tijd geloven, en in den tijd der verzoeking wijken zij af. |
1 Petrus 2:7 | U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen [wordt gezegd]: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis; |