Genesis 31:35 | En zij zeide tot haar vader: Dat [de toorn] niet ontsteke in mijns heren ogen, omdat ik voor uw aangezicht niet kan opstaan; want [het gaat] mij naar der vrouwen wijze; en hij doorzocht; maar hij vond de terafim niet. |
Richteren 16:7 | En Simson zeide tot haar: Indien zij mij bonden met zeven verse zelen, die niet verdroogd zijn, zo zou ik zwak worden, en wezen als een ander mens. |
1 Koningen 18:27 | En het geschiedde op den middag, dat Elia met hen spotte, en zeide: Roept met luider stem, want hij is een god; omdat hij in gepeins is, of omdat hij wat te doen heeft, of omdat hij een reize heeft; misschien slaapt hij en zal wakker worden. |
Spreuken 6:9 | Hoe lang zult gij, luiaard, nederliggen? Wanneer zult gij van uw slaap opstaan? |
Spreuken 19:24 | Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen. |
Spreuken 26:13 | De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten. |
Spreuken 26:15 | De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen. |
Handelingen 2:12 | En zij ontzetten zich allen, en werden twijfelmoedig, zeggende, de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn? |
Handelingen 2:13 | En anderen, spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijns. |
Romeinen 7:15 | Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. |
Romeinen 7:19 | Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. |
Efeziers 5:4 | Noch oneerbaarheid, noch zot geklap, of gekkernij, welke niet betamen; maar veelmeer dankzegging. |
Filemon 1:9 | Zo bid ik [nochtans] liever door de liefde, daar ik zodanig een ben, te weten Paulus, een oud man, en nu ook een gevangene van Jezus Christus. |