Altaar

Bijbelteksten

Mattheus 23:18En zo wie gezworen zal hebben bij het altaar, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij de gave, die daarop is, die is schuldig.
Mattheus 23:19Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, de gave, of het altaar, dat de gave heiligt?
Mattheus 23:20Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve, en bij al wat daarop is.
Mattheus 23:35Opdat op u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, van het bloed des rechtvaardigen Abels af, tot op het bloed van Zacharia, den zoon van Barachia, welken gij gedood hebt tussen den tempel en het altaar.
Lukas 1:11En van hem werd gezien een engel des Heeren, staande ter rechter[zijde] van het altaar des reukoffers.
Lukas 11:51Van het bloed van Abel, tot het bloed van Zacharia, die gedood is tussen het altaar en het huis [Gods]; ja, zeg Ik u, het zal afgeeist worden van dit geslacht!
Handelingen 17:23Want [de stad] doorgaande, en aanschouwende uw heiligdommen, heb ik ook een altaar gevonden, op hetwelk een opschrift stond: DEN ONBEKENDEN GOD. Dezen dan, Dien gij niet kennende dient, verkondig ik ulieden.
Romeinen 11:3Heere! zij hebben Uw profeten gedood, en Uw altaren omgeworpen; en ik ben alleen overgebleven en zij zoeken mijn ziel.
1 Corinthiers 9:13Weet gij niet, dat degenen, die de heilige dingen bedienen, van het heilige eten? [En] die steeds bij het altaar zijn, met het altaar delen?
1 Corinthiers 10:18Ziet Israel, dat naar het vlees is: hebben niet degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?
Hebreeen 7:13Want Hij, op Wien deze dingen gezegd worden, behoort tot een anderen stam, van welken niemand zich tot het altaar begeven heeft.
Hebreeen 13:10Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht hebben te eten, die den tabernakel dienen.
Jakobus 2:21Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, als hij Izak, zijn zoon, geofferd heeft op het altaar?
Openbaring 6:9En toen Het het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen dergenen, die gedood waren om het Woord Gods, en om de getuigenis, die zij hadden.
Openbaring 8:3En er kwam een andere engel, en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat; en hem werd veel reukwerks gegeven, opdat hij het [met] de gebeden aller heiligen zou leggen op het gouden altaar, dat voor den troon is.
Openbaring 8:5En de engel nam het wierookvat, en vulde dat met het vuur des altaars, en wierp het op de aarde; en er geschiedden stemmen, en donderslagen, en bliksemen, en aardbeving.
Openbaring 9:13En de zesde engel heeft gebazuind, en ik hoorde een stem uit de vier hoornen des gouden altaars, dat voor God was,
Openbaring 11:1En mij werd een rietstok gegeven, een [meetroede] gelijk; en de engel stond en zeide: Sta op, en meet den tempel Gods en het altaar, en degenen, die daarin aanbidden.
Openbaring 14:18En een andere engel kwam uit van het altaar, die macht had over het vuur; en hij riep met een groot geroep, tot dengene, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp.
Openbaring 16:7En ik hoorde een anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige God! Uwe oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel