Psalm 115:4 | Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen; |
Psalm 115:5 | Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet; |
Psalm 115:6 | Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij rieken niet; |
Psalm 115:7 | Hun handen [hebben zij,] maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel. |
Psalm 115:8 | Dat die hen maken hun gelijk worden, [en] al wie op hen vertrouwt. |
Psalm 115:9 | Israel! vertrouw gij op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. |
Psalm 115:10 | Gij huis van Aaron! vertrouw op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. |
Psalm 115:11 | Gijlieden, die den HEERE vreest! vertrouwt op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. |
Psalm 115:12 | De HEERE is onzer gedachtig geweest, Hij zal zegenen; Hij zal het huis van Israel zegenen, Hij zal het huis van Aaron zegenen. |
Psalm 115:13 | Hij zal zegenen, die den HEERE vrezen, de kleinen met de groten. |
Psalm 115:14 | De HEERE zal [den zegen] over ulieden vermeerderen, over ulieden en over uw kinderen. |
Psalm 115:15 | Gijlieden zijt den HEERE gezegend, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft. |
Psalm 115:16 | Aangaande den hemel, de hemel is des HEEREN; maar de aarde heeft Hij den mensenkinderen gegeven. |
Psalm 115:17 | De doden zullen den HEERE niet prijzen, noch die in de stilte nedergedaald zijn. |
Psalm 115:18 | Maar wij zullen den HEERE loven van nu aan tot in der eeuwigheid. Hallelujah! |
Psalm 116:1 | Ik heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen; |
Psalm 116:2 | Want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik [Hem] in mijn dagen aanroepen. |
Psalm 116:3 | De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. |
Psalm 116:4 | Maar ik riep den Naam des HEEREN aan, [zeggende]: Och HEERE! bevrijd mijn ziel. |
Psalm 116:5 | De HEERE is genadig en rechtvaardig, en onze God is ontfermende. |