Jesaja 10:27 | En het zal geschieden ten zelfden dage, dat zijn last zal afwijken van uw schouder, en zijn juk van uw hals; en het juk zal verdorven worden, om des Gezalfden wil. |
Jeremia 27:2 | Alzo zeide de HEERE tot mij: Maak u banden en jukken, en doe die aan uw hals; |
Jeremia 30:8 | Want het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen, [dat] Ik zijn juk van uw hals verbreken, en uw banden verscheuren zal; en vreemden zullen zich niet meer van hem doen dienen. |
Hosea 11:4 | Ik trok ze met mensenzelen, met touwen der liefde, en was hun, als degenen, die het juk [van] op hun kinnebakken oplichten, en Ik reikte hem voeder toe. |
Handelingen 15:10 | Nu dan, wat verzoekt gij God, om een juk op den hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen? |
2 Corinthiers 6:14 | Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? |
Galaten 5:1 | Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen. |