Samaria

Bijbelteksten

2 Koningen 2:25En hij ging van daar naar den berg Karmel; en van daar keerde hij weder naar Samaria.
2 Koningen 3:1Joram nu, de zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria, in het achttiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en hij regeerde twaalf jaren.
2 Koningen 3:6Zo toog de koning Joram ter zelfder tijd uit Samaria, en monsterde gans Israel.
2 Koningen 5:3Deze zeide tot haar vrouw: Och, of mijn heer ware voor het aangezicht van den profeet, die te Samaria is, dan zou hij hem van zijn melaatsheid ontledigen.
2 Koningen 6:19Toen zeide Elisa tot hen: Dit is de weg niet, en dit is de stad niet; volgt mij na, en ik zal u leiden tot den man, dien gij zoekt; en hij leidde hen naar Samaria.
2 Koningen 6:20En het geschiedde, als zij te Samaria gekomen waren, dat Elisa zeide: HEERE, open de ogen van dezen, dat zij zien! En de HEERE opende hun ogen, dat zij zagen; en ziet, zij waren in het midden van Samaria.
2 Koningen 6:24En het geschiedde daarna, dat Benhadad, de koning van Syrie, zijn gehele leger verzamelde, en optoog, en Samaria belegerde.
2 Koningen 6:25En er werd grote honger in Samaria; want ziet, zij belegerden ze, totdat een ezelskop voor tachtig zilverlingen was [verkocht], en een vierendeel van een kab duivenmest voor vijf zilverlingen.
2 Koningen 7:1Toen zeide Elisa: Hoort het woord des HEEREN; zo zegt de HEERE: Morgen omtrent dezen tijd zal een maat meelbloem [verkocht] worden voor een sikkel, en twee maten gerst voor een sikkel, in de poort van Samaria.
2 Koningen 7:18Want het was geschied, gelijk de man Gods gesproken had tot den koning, zeggende: Morgen omtrent dezen tijd zullen twee maten gerst voor een sikkel, en een maat meelbloem voor een sikkel [verkocht] worden, in de poort van Samaria.
2 Koningen 10:1Achab nu had zeventig zonen te Samaria; en Jehu schreef brieven, dewelke hij zond naar Samaria, tot de oversten van Jizreel, de oudsten, en tot de voedsterheren van Achab, zeggende:
2 Koningen 10:12En hij maakte zich op, en toog heen en ging naar Samaria; en zijnde te Beth-heked der herderen, op den weg,
2 Koningen 10:17En toen hij te Samaria kwam, sloeg hij allen, die aan Achab te Samaria overgebleven waren, totdat hij hem verdelgd had, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot Elia gesproken had.
2 Koningen 10:35En Jehu ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz werd koning in zijn plaats.
2 Koningen 10:36En de dagen, die Jehu over Israel geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en twintig jaren.
2 Koningen 13:1In het drie en twintigste jaar van Joas, den zoon van Ahazia, den koning van Juda, werd Joahaz, de zoon van Jehu, koning over Israel, te Samaria, [en regeerde] zeventien jaren.
2 Koningen 13:6Nochtans weken zij niet af van de zonden van het huis van Jerobeam, die Israel zondigen deed; [maar] hij wandelde daarin; en het bos bleef ook staan te Samaria.)
2 Koningen 13:9En Joahaz ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem te Samaria; en Joas, zijn zoon, regeerde in zijn plaats.
2 Koningen 13:10In het zeven en dertigste jaar van Joas, den koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning over Israel, te Samaria, [en regeerde] zestien jaren.
2 Koningen 13:13En Joas ontsliep met zijn vaderen, en Jerobeam zat op zijn troon. En Joas werd begraven te Samaria, bij de koningen van Israel.

TuinTuin