Genesis 2:7 | En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. |
Genesis 2:18 | Ook had de HEERE God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken, [die] als tegen hem over zij. |
Genesis 2:21 | Toen deed de HEERE God een diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep; en Hij nam een van zijn ribben, en sloot derzelver plaats toe [met] vlees. |
Genesis 2:23 | Toen zeide Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! Men zal haar Manninne heten, omdat zij uit den man genomen is. |
Genesis 2:24 | Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot een vlees zijn. |
Genesis 2:25 | En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw; en zij schaamden zich niet. |
Genesis 4:19 | En Lamech nam zich twee vrouwen; de naam van de eerste was Ada, en de naam van de andere Zilla. |
Genesis 24:38 | Maar gij zult trekken naar het huis mijns vaders, en naar mijn geslacht, en zult voor mijn zoon een vrouw nemen! |
Genesis 24:58 | En zij riepen Rebekka, en zeiden tot haar: Zult gij met dezen man trekken? En zij antwoordde: Ik zal trekken. |
Genesis 24:67 | En Izak bracht haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka, en zij werd hem ter vrouw, en hij had haar lief. Alzo werd Izak getroost na zijner moeders [dood]. |
Genesis 25:20 | En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de dochter van Bethuel, den Syrier, uit Paddan-aram, de zuster van Laban, den Syrier, zich ter vrouw nam. |
Exodus 2:21 | En Mozes bewilligde bij den man te wonen; en hij gaf Mozes zijn dochter Zippora; |
Exodus 21:10 | Indien hij voor zich een andere neemt, zo zal hij aan deze haar spijs, haar deksel, en haar huwelijksplicht niet onttrekken. |
Psalm 118:26 | Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN. |
Psalm 118:27 | De HEERE is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feest[offer] met touwen tot aan de hoornen van het altaar. |
Psalm 118:28 | Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen. |
Psalm 118:29 | Loof den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
Spreuken 18:22 | Die een vrouw gevonden heeft, heeft een goede zaak gevonden, en hij heeft welgevallen getrokken van den HEERE. |
Prediker 4:9 | Twee zijn beter dan een; want zij hebben een goede beloning van hun arbeid; |
Prediker 4:10 | Want indien zij vallen, de een richt zijn metgezel op; maar wee den ene, die gevallen is, want er is geen tweede om hem op te helpen. |