Genesis 19:8 | Ziet toch, ik heb twee dochters, die geen man bekend hebben; ik zal haar nu tot u uitbrengen, en doet haar, zoals het goed is in uw ogen; alleenlijk doet dezen mannen niets; want daarom zijn zij onder de schaduw mijns daks ingegaan. |
Numeri 14:9 | Alleen zijt tegen den HEERE niet wederspannig! en vreest gij niet het volk dezes lands; want zij zijn ons brood! hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons; vreest hen niet! |
Richteren 9:15 | En de doornenbos zeide tot de bomen: Indien gij mij in waarheid tot een koning over u zalft, zo komt, vertrouwt u onder mijn schaduw; maar indien niet, zo ga vuur uit den doornenbos, en vertere de cederen van den Libanon. |
Richteren 9:36 | Als Gaal dat volk zag, zo zeide hij tot Zebul: Zie, er komt volk af van de hoogten der bergen. Zebul daarentegen zeide tot hem: Gij ziet de schaduw der bergen voor mensen aan. |
2 Koningen 20:9 | En Jesaja zeide: Dit zal u een teken van den HEERE zijn, dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft, doen zal: Zal de schaduw tien graden voorwaarts gaan, of tien graden achterwaarts keren? |
2 Koningen 20:10 | Toen zeide Hizkia: Het is der schaduwe licht, tien graden nederwaarts te gaan; neen, maar dat de schaduw tien graden achterwaarts kere. |
2 Koningen 20:11 | En Jesaja, de profeet, riep den HEERE aan; en Hij deed de schaduw tien graden achterwaarts keren in de graden, dewelke zij nederwaarts gegaan was, in de graden van Achaz' [zonnewijzer]. |
1 Kronieken 29:15 | Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht, gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde zijn als een schaduw, en er is geen verwachting. |
Nehemia 13:19 | Het geschiedde nu, als de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor den sabbat, dat ik bevel gaf, en de deuren werden gesloten; en ik beval, dat zij ze niet zouden opendoen tot na den sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, [opdat er] geen last zou inkomen op den sabbatdag. |
Job 3:5 | Dat de duisternis en des doods schaduw hem verontreinigen; dat wolken over hem wonen; dat hem verschrikken de zwarte dampen des dags! |
Job 7:2 | Gelijk de dienstknecht hijgt naar de schaduw, en gelijk de dagloner verwacht zijn werkloon; |
Job 8:9 | Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn. |
Job 10:21 | Eer ik henenga (en niet wederkom) in een land der duisternis en der schaduwe des doods; |
Job 10:22 | Een stikdonker land, als de duisternis zelve, de schaduwe des doods, en zonder ordeningen, en het geeft schijnsel als de duisternis. |
Job 12:22 | Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. |
Job 14:2 | Hij komt voort als een bloem, en wordt afgesneden; ook vlucht hij als een schaduw, en bestaat niet. |
Job 16:16 | Mijn aangezicht is gans bemodderd van wenen, en over mijn oogleden is des doods schaduw. |
Job 17:7 | Daarom is mijn oog door verdriet verdonkerd, en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw. |
Job 24:17 | Want de morgenstond is hun te zamen de schaduw des doods; als men hen kent, zijn zij [in] de strikken van des doods schaduw. |
Job 28:3 | Het einde, [dat God] gesteld heeft voor de duisternis, en al het uiterste onderzoekt hij; het gesteente der donkerheid en der schaduw des doods. |