Genesis 37:25 | Daarna zaten zij neder om brood te eten, en hieven hun ogen op, en zagen, en ziet, een reisgezelschap van Ismaelieten kwam uit Gilead; en hun kemelen droegen specerijen en balsem, en mirre, reizende, om dat af te brengen naar Egypte. |
Genesis 43:11 | Toen zeide Israel, hun vader, tot hen: Is het nu alzo, zo doet dit; neemt van het loffelijkste dezes lands in uwe vaten, en brengt dien man een geschenk henen af: een weinig balsem, en een weinig honig, specerijen en mirre, terpentijnnoten en amandelen. |
Exodus 30:23 | Gij nu, neem u de voornaamste specerijen, de zuiverste mirre, vijfhonderd [sikkels], en specerijkaneel, half zoveel namelijk tweehonderd en vijftig [sikkels], ook specerijkalmus, tweehonderd en vijftig [sikkels]; |
Esther 2:12 | Als nu de beurt van elke jonge dochter naakte, om tot den koning Ahasveros te komen, nadat haar twaalf maanden lang naar de wet der vrouwen geschied was; want alzo werden vervuld de dagen harer versieringen, zes maanden met mirre-olie, en zes maanden met specerijen, en met [andere] versierselen der vrouwen; |
Psalm 45:9 | Al Uw klederen zijn mirre, en aloe, [en] kassie; uit de elpenbenen paleizen, van waar zij U verblijden. |
Spreuken 7:17 | Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt; |
Hooglied 1:13 | Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, [dat] tussen mijn borsten vernacht. |
Hooglied 3:6 | Wie is zij, die daar opkomt uit de woestijn, als rookpilaren, berookt met mirre en wierook, [en] met allerlei poeder des kruideniers? |
Hooglied 4:6 | Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg, en tot den wierookheuvel. |
Hooglied 4:14 | Nardus en saffraan, kalmus en kaneel, met allerlei bomen van wierook, mirre en aloe, mitsgaders alle voornaamste specerijen. |
Hooglied 5:1 | Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij; Ik heb Mijn honigraten met Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn melk gedronken. Eet, vrienden! drinkt, en wordt dronken, o liefsten! |
Hooglied 5:5 | Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en mijn handen drupten [van] mirre, en mijn vingers [van] vloeiende mirre, op de handvaten des slots. |
Hooglied 5:13 | Zijn wangen zijn als een bed van specerijen, [als] welriekende torentjes; Zijn lippen zijn [als] lelien, druppende van vloeiende mirre. |
Mattheus 2:11 | En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook, en mirre. |
Markus 15:23 | En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij nam [dien] niet. |
Johannes 19:39 | En Nicodemus kwam ook (die des nachts tot Jezus eerst gekomen was), brengende een mengsel van mirre en aloe; omtrent honderd ponden [gewichts]. |