Leviticus 11:3 | Al wat onder de beesten den klauw verdeelt, en de kloof der klauwen in tweeen klieft, [en] herkauwt, dat zult gij eten. |
Leviticus 11:4 | Deze nochtans zult gij niet eten, van degenen, die [alleen] herkauwen, of de klauwen [alleen] verdelen: den kemel, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn; |
Leviticus 11:5 | En het konijntje, want het herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; dat zal u onrein zijn; |
Leviticus 11:6 | En den haas, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn. |
Leviticus 11:7 | Ook het zwijn, want dat verdeelt wel den klauw, en klieft de klove der klauwen in tweeen, maar herkauwt het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn. |
Leviticus 11:26 | Alle beest, dat den klauw verdeelt, doch de klove niet in tweeen klieft, en niet herkauwt, zal u onrein zijn; zo wie hetzelve aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn. |
Deuteronomium 14:6 | Alle beesten, die de klauwen verdelen, en de kloof in twee klauwen klieven, [en] herkauwen onder de beesten, die zult gij eten. |
Deuteronomium 14:7 | Maar deze zult gij niet eten, van degenen, die [alleen] herkauwen, of van degenen, die den gekloofden klauw [alleen] verdelen: den kemel, en den haas, en het konijn; want deze herkauwen wel, maar zij verdelen den klauw niet; onrein zullen zij ulieden zijn. |
Deuteronomium 14:8 | Ook het varken; want dat verdeelt zijn klauw wel, maar het herkauwt niet; onrein zal het ulieden zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij niet aanroeren. |