Handelingen 25:13 | En als enige dagen voorbijgegaan waren, kwamen de koning Agrippa en Bernice te Cesarea, om Festus te begroeten. |
Handelingen 25:22 | En Agrippa zeide tot Festus: Ik wilde ook zelf dien mens [wel] horen. En hij zeide: Morgen zult gij hem horen. |
Handelingen 25:23 | Des anderen daags dan, als Agrippa gekomen was en Bernice, met grote pracht, en als zij ingegaan waren in het rechthuis, met de oversten over duizend, en de mannen, die de voornaamsten de stad waren, werd Paulus op bevel van Festus [voor]gebracht. |
Handelingen 25:24 | En Festus zeide: Koning Agrippa, en gij mannen allen, die met ons [hier] tegenwoordig zijt, gij ziet dezen, van welken mij de ganse menigte der Joden heeft aangesproken, beide te Jeruzalem en hier, roepende, dat hij niet meer behoort te leven. |
Handelingen 25:26 | Van welken ik niets zekers heb aan den heer te schrijven; daarom heb ik hem voor ulieden voorgebracht, en meest voor u, koning Agrippa, opdat ik, na gedane onderzoeking, wat heb te schrijven. |
Handelingen 26:1 | En Agrippa zeide tot Paulus: Het is u geoorloofd voor uzelven te spreken. Toen strekte Paulus de hand uit, en verantwoordde zich [aldus]: |
Handelingen 26:2 | Ik acht mijzelven gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden van alles, waarover ik van de Joden beschuldigd word; |
Handelingen 26:7 | Tot dewelke onze twaalf geslachten, geduriglijk nacht en dag [God] dienende, verhopen te komen; over welke hoop ik, o koning Agrippa, van de Joden word beschuldigd. |
Handelingen 26:19 | Daarom, o koning Agrippa, ben ik dat Hemels gezicht niet ongehoorzaam geweest; |
Handelingen 26:27 | Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft. |
Handelingen 26:28 | En Agrippa zeide tot Paulus: Gij beweegt mij bijna een Christen te worden. |
Handelingen 26:32 | En Agrippa zeide tot Festus: Deze mens kon losgelaten worden, indien hij zich op den keizer niet had beroepen. |