Mattheus 16:14 | En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Jeremia of een van de profeten. |
Mattheus 17:4 | En Petrus, antwoordende, zeide tot Jezus: Heere! het is goed, dat wij hier zijn; zo Gij wilt, laat ons hier drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en een voor Elias. |
Mattheus 17:10 | En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat zeggen dan de Schriftgeleerden, dat Elias eerst moet komen? |
Mattheus 27:47 | En sommigen van die daar stonden, [zulks] horende, zeiden: Deze roept Elias. |
Mattheus 27:49 | Doch de anderen zeiden: Houd op, laat ons zien, of Elias komt, om Hem te verlossen. |
Markus 6:15 | Anderen zeiden: Hij is Elias; en anderen zeiden: Hij is een profeet, of als een der profeten. |
Markus 8:28 | En zij antwoordden: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Een van de profeten. |
Markus 9:11 | En zij vraagden Hem, zeggende: Waarom zeggen de Schriftgeleerden, dat Elias eerst komen moet? |
Markus 9:12 | En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, en alles wederoprichten; en [het zal geschieden], gelijk geschreven is van den Zoon des mensen, dat Hij veel lijden zal en veracht worden. |
Markus 15:35 | En sommigen van die daarbij stonden, [dit] horende, zeiden: Ziet, Hij roept Elias. |
Markus 15:36 | En er liep een, en vulde een spons met edik, en stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt stil, laat ons zien, of Elias komt, om Hem af te nemen. |
Lukas 1:17 | En hij zal voor Hem heengaan, in den geest en de kracht van Elias, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk. |
Lukas 9:8 | En van sommigen, dat Elias verschenen was; en [van] anderen, dat een profeet van de ouden was opgestaan. |
Lukas 9:19 | En zij, antwoordende, zeiden: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Dat enig profeet van de ouden opgestaan is. |
Lukas 9:30 | En ziet, twee mannen spraken met Hem, welke waren Mozes en Elias. |
Lukas 9:33 | En het geschiedde, als zij van Hem afscheidden, zo zeide Petrus tot Jezus: Meester, het is goed, dat wij hier zijn; en laat ons drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elias een; niet wetende, wat hij zeide. |
Johannes 1:21 | En zij vraagden hem: Wat dan? Zijt gij Elias? En hij zeide: Ik ben [die] niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. |
Romeinen 11:2 | God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij te voren gekend heeft. Of weet gij niet, wat de Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt tegen Israel, zeggende: |
Jakobus 5:17 | Elias was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden. |