Elia

Bijbelteksten

Mattheus 16:14En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Jeremia of een van de profeten.
Mattheus 17:4En Petrus, antwoordende, zeide tot Jezus: Heere! het is goed, dat wij hier zijn; zo Gij wilt, laat ons hier drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en een voor Elias.
Mattheus 17:10En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat zeggen dan de Schriftgeleerden, dat Elias eerst moet komen?
Mattheus 27:47En sommigen van die daar stonden, [zulks] horende, zeiden: Deze roept Elias.
Mattheus 27:49Doch de anderen zeiden: Houd op, laat ons zien, of Elias komt, om Hem te verlossen.
Markus 6:15Anderen zeiden: Hij is Elias; en anderen zeiden: Hij is een profeet, of als een der profeten.
Markus 8:28En zij antwoordden: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Een van de profeten.
Markus 9:11En zij vraagden Hem, zeggende: Waarom zeggen de Schriftgeleerden, dat Elias eerst komen moet?
Markus 9:12En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, en alles wederoprichten; en [het zal geschieden], gelijk geschreven is van den Zoon des mensen, dat Hij veel lijden zal en veracht worden.
Markus 15:35En sommigen van die daarbij stonden, [dit] horende, zeiden: Ziet, Hij roept Elias.
Markus 15:36En er liep een, en vulde een spons met edik, en stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt stil, laat ons zien, of Elias komt, om Hem af te nemen.
Lukas 1:17En hij zal voor Hem heengaan, in den geest en de kracht van Elias, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk.
Lukas 9:8En van sommigen, dat Elias verschenen was; en [van] anderen, dat een profeet van de ouden was opgestaan.
Lukas 9:19En zij, antwoordende, zeiden: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Dat enig profeet van de ouden opgestaan is.
Lukas 9:30En ziet, twee mannen spraken met Hem, welke waren Mozes en Elias.
Lukas 9:33En het geschiedde, als zij van Hem afscheidden, zo zeide Petrus tot Jezus: Meester, het is goed, dat wij hier zijn; en laat ons drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elias een; niet wetende, wat hij zeide.
Johannes 1:21En zij vraagden hem: Wat dan? Zijt gij Elias? En hij zeide: Ik ben [die] niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen.
Romeinen 11:2God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij te voren gekend heeft. Of weet gij niet, wat de Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt tegen Israel, zeggende:
Jakobus 5:17Elias was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden.

Livius Onderwijs