Meisje

Bijbelteksten

Genesis 24:43Zie, ik sta bij de waterfontein; zo geschiede, dat de maagd, die uitkomen zal om te putten, en tot welke ik zeggen zal: Geef mij toch een weinig waters te drinken uit uw kruik;
Exodus 2:8En de dochter van Farao zeide tot haar: Ga heen. En de jonge maagd ging, en riep des knechtjes moeder.
Leviticus 12:5Maar indien zij een meisje gebaard zal hebben, zo zal zij twee weken onrein zijn, volgens haar afzondering; daarna zal zij zes en zestig dagen blijven in het bloed harer reiniging.
Leviticus 12:7Die zal dat offeren voor het aangezicht des HEEREN, en zal voor haar verzoening doen, zo zal zij rein zijn van den vloed haars bloeds. Dit is de wet dergene, die een knechtje of meisje gebaard heeft.
Psalm 68:26De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden.
Spreuken 30:19De weg eens arends in den hemel; de weg ener slang op een rotssteen; de weg van een schip in het hart der zee; en de weg eens mans bij een maagd.
Hooglied 1:3Uw olien zijn goed tot reuk; Uw naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief.
Hooglied 6:8Er zijn zestig koninginnen en tachtig bijwijven, en maagden zonder getal.
Jesaja 7:14Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teken geven; ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUEL heten.

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel