In Israël worden mensen die zijn overleden, vaak nog dezelfde dag begraven. Een reden hiervoor is dat het rottingsproces, door de hogere temperaturen, daar vele malen sneller inzet dan in ons relatief koude land. Ook in de Bijbel was men gewend om nog dezelfde dag hun doden te begraven.
Jeremia spreekt over een ezelsbegrafenis (Jer. 22:19), waarmee wordt bedoeld dat de lijken buiten de stad worden gegooid en daar achtergelaten. Het is dan ook een pakkende beeldspraak. Het oordeel van God komt over het volk zodat in plaats van een begrafenis met veel pracht en praal zoals de koningen van Juda zich wensten, de koning begraven zal worden als een ezel (F.A. Schaeffer, De dood over de stad, p. 36).
Als je naar een begrafenis van Joden kijkt, dan zie je vaak dat ze een steentje leggen op de grafsteen. Dit doen ze naar aanleiding van Prediker 3:5 waar staat Een tijd om stenen weg te werpen, en een tijd om stenen te vergaderen;
Sommige Joden hebben de gewoonte om een tsitsith van de gebedsmantel af te snijden, alvorens de dode wordt begraven.
Het is een oude Joodse gewoonte om een מַצֵּבָה H4676 matzeivah (grafsteen) te plaatsen, ter herinnering en ter ere van de overledene, zoals ook in Genesis 35:20 is beschreven "Jakob richtte toen een gedenkteken op boven haar graf. Dat gedenkteken op het graf van Rachel staat er tot op deze dag" (HSV). Zo'n gedenkteken wordt in het Hebreeuws ook wel ציון tziyun H06725 "wegwijzer" (2 Kon. 23:17), of נפש nefesh H05315 "ziel" genoemd. Hierbij verwijzend naar het idee dat de nefesh van de overledene voortdurend zweefde over het graf, door dit te markeren geven ze de nefesh een bepaalde plek om te wonen.
Vroeger was het ook de gewoonte om geurige bloemen en specerijen bij het lijk te leggen, om daarmee de stank van het rottende lichaam te verdoezelen (Bab. Talmud: Tractate Berakoth, 53a; Mishnah, Yerushalmi Berakhot 8:6 "They recite a blessing [over the light in the Prayer of Division Service at the conclusion of the Sabbath] neither over the light and spices of gentiles, nor the light and spices [used in honor] of the dead, nor the light and spices used before idolatry") Denk hierbij ook aan de begrafenis van Jezus (Mark. 16:1; Luk. 23:56; Joh. 19:40) waar specerijen werden gebruikt.
Ashkenazim graveren de joodse naam van de overledene en de naam van zijn of haar vader op de grafsteen, maar de heersende gewoonte onder Sefardim is om de joodse naam van de overledene en de naam van zijn of haar moeder te schrijven in plaats daarvan. Sommigen schrijven alleen de joodse naam van de overledene en de familienaam of noemen zowel de vader als de moeder (zie foto hiernaast). De datum van heengaan is gegraveerd op het monument volgens de Joodse kalender, hoewel men tegenwoordig ook vaak de datum volgens de Gregoriaanse kalender ziet. Eventuele aanvullende inscripties van lof voor de overledene kunnen volgen in het Hebreeuws of in de volkstaal, maar de nabestaanden zullen geen overdreven lof op het monument plaatsen. Sommige begraafplaatsen, met name in Jeruzalem (Israël), staan alleen Hebreeuwse inscripties op de grafstenen toe.
De gewoonte is om de inscriptie te starten met het Hebreeuwse acroniem פ"נ, wat staat voor פה נקבר, פה נטמן "Hier ligt begraven", en te eindigen met een ander acroniem תנצבה, wat staat voor תהיה נפשו / נפשה צרורה בצרור החיים "Moge zijn/haar ziel zijn in het verbond van het leven". Deze zin is gebaseerd op het Bijbelvers in 1 Sam. 25:29 "zal het leven van mijn heer veilig zijn in de buidel van de levenden bij de HEERE, uw God" (HSV).
In Nederland wordt de rouwende familie direct na de begrafenis getroost door de aanwezigen. Niet alleen woorden, maar ook een symbolische, doch echte maaltijd (meestal een stuk brood met een ei) zijn een eerste schrille stap terug in de werkelijkheid. Een ei symboliseert het leven; het lijkt dood, maar als het bebroed wordt zit er leven in. Men zegt hiermee: de dode is niet echt gestorven, maar leeft eeuwig, zoals dat ei dat maar schijnbaar dood is. Bij de wederkomst van de Messias en daarna zullen de doden herleven. Het brood als troost is ontleent aan Hosea 9:4: 'Als het brood der treurenden, lechem oniem, zijn ze hem'.
.
Aangemaakt 23 augustus 2006