Tarsus (plaats)
Ταρσεύς G5018 "Tarsus (inwoner van)", Ταρσός G5019 "Tarsus", תַּרְשִׁישׁ H8659 "Tharshish, Tarshish, Tarsus",

Zie ook: Plaatsen,

Tarsus

Tarsus (Hebr. תרשיש Gr. Ταρσός of Ταρσοί) Een havenplaats in Cilicia, in het noord-oostelijke deel van de Middellandse Zee.

 

Inhoud

Bijbel

In de Bijbel wordt de plaats voor het eerst genoemd in Genesis 10:4 als een van de afstammelngen van Javan. Later zien we dat de schepen uit deze stad voeren voor Salomo en de rijkdommen van overzee brachten. (1 Koningen 10: 22).


Geschiedenis

Tarsus was de hoofdstad van Cilicia, gelegen aan de oevers van de rivier Cydnus en beheerste de weg van de Middellandse Zee naar Centraal-Anatolië via de Ciliciaanse Poort. Hittietische teksten uit de vijftiende eeuw v.C. verwijzen al naar "Tarša" als de woonplaats van de Heer van Kizzuwatna. Later kan de stad hebben behoord tot het rijk van Mopsus van Karatepe, en in 713 voegde de Assyrische koning Sennacherib de stad toe aan zijn rijk. Na de val van het Assyrische Rijk in 612, werd Cilicia onafhankelijk en Tarsus werd de hoofdstad van de koning, de syennesis.

Hij had te kampen met invasies van Babylonië, zoals de mislukte aanvallen door koning Neriglissar in 557/556 genoemd in de kroniek bekend als ABC 6. Later lijkt het dat de syennesis vervallen zijn tot vazallen van het Babylonische Rijk - in 555, marcheerde koning Nabonidus  door Cilicia zonder enige tegenstand te ondervinden (Nabonidus Chronicle, I.7). De syennesis waren zeker de vazallen van de Achaemenidische koningen die de Babylonische heersers opvolgden. Na 401,werd het land geregeerd door een satraap (gouverneur), die woonde in Tarsus.

In 333 veroverde Alexander de Grote de stad, en verbleef daar een tijdje tijdens het herstellen van een ziekte. Na zijn overlijden werd Tarsus een deel van het Seleucidische Rijk onder de nieuwe naam van Antiochië bij de Cydnus. Eenmaal gehelliniseerd, begonnen de bewoners van Tarsus te beweren dat zij was gesticht door Perseus (Ammianus Marcellinus, Romeinse geschiedenis, 14.8.3). In 171 kwam de stad tevergeefs in opstand omdat de koning Antiochus IV Epiphanes het als cadeautje aan zijn concubine, Antiochis had gegeven (2 Maccabeeen, 4.30).

Toen het Seleucidische Rijk onderging aan een reeks van dynastieke conflicten, werd Tarsus de hoofdstad van het noordelijk deel van het rijk, tot de Romeinse veldheer Pompeius de Grote Cilicia toevoegde aan het Romeinse Keizerrijk (66 v.C.). De stad kreeg haar oude naam weer, maar na de dood van Julius Caesar, werd het een korte tijd Juliopolis genoemd (Cassius Dio, Romeinse geschiedenis, 47.26.2). Op een bepaald moment speelde het een rol in de burgeroorlogen, waarna alle inwoners het Romeinse burgerschap toegekend kregen. Paulus beroept zich later op dit burgerschap. Het was in deze periode dat Tarsus' zijn grootste welvaart beleefde, en opgemerkt dient te worden dat Dio Chrysostom de stad  beschrijft als "de grootste van alle steden in Cilicia en een metropool vanaf het begin" (Oration 34,7). Jaloersheid op de rijkdom van Tarsus' zit achter de beschrijving van de stad in Philostratus' Life of Apollonius, welke in dit hoofdstuk, is gebaseerd op een tekst geschreven door iemand uit Tarsus' buurman en rivaal, Aegae:

Apollonius vond de sfeer van de stad scherp en vreemd en weinig inspirerend voor het filosofisch leven, nergens meer zijn de mannen verslaafd aan luxe, dan hier; narren en vol brutaliteit zijn ze allemaal, en ze hechtten meer aan hun fijne linnen dan de Atheners hebben ooit hebben gedaan aan hun wijsheid, en een beekje genaamd de Cydnus loopt via hun stad, zij zitten net zoveel langs de oevers als er schuim in het water zit.

[Life of Apollonius, 1.7]

Gedurende het Romeinse Rijk, was de stad een belangrijk centrum van de Mithras cultus en de keizer, hoewel het ook open leek te staan voor cultus hervormers als Apollonius van Tyana. Zijn meest bekende inwoner was de apostel Paulus, een Joodse Farizeeër die na zijn bekering tot het christendom het evangelie verkondigde onder de heidenen.

In 260 werd de stad veroverd door de Sassaniedische koning Shapur I, na de nederlaag van de Romeinse keizer Valerianus. Hoewel de stad werd heroverd door de Romeinen, werd het langzaam overschaduwd door het nabij gelegen Adana. Desniettemin bleef de stad belangrijk tot in de late oudheid, toen de Byzantijnse keizer Justinianus een brug bouwde en veel geld investeerde om de Cydnus een nieuw leven in te blazen (Procopius, Gebouwen, 5.5.14-20).

De stad werd veroverd door de moslims in de zevende eeuw, en heroverd door de Byzantijnen in 964.

Een satelliet foto van de "Poort van Cleopatra" is hier te zien.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!