Vos (Vulpes, Hebreeuws שׁוּעָל H7776, Grieks ἀλώπηξ G258), een geslacht uit de familie der hondachtigen (Canidae).
Met de kleine vossen in Hooglied 2:15 worden de Fennek (Vulpes zerda) of iets grotere Afghaanse vos (Vulpes cana) bedoeld. Ook in andere culturen, zoals Egypte, Griekenland en Mesopotamië werden vossen gezien als een pest voor de wijngaarden (Lloyd Llewellyn-Jones, lemma fox), bekend is de fabel "De vos en de druiven" van Aesopus (Phaedrus, IV.3):
Een hongerige vos zag een fraaie tros druiven hangen aan een lange wijnstok. Die zien er lekker rijp uit, dacht de vos. Hij ging op zijn twee poten staan om de druiven te grijpen, maar de tros hing te ver. De vos nam een aanloopje en sprong hoog in de lucht, maar nog kon hij de tros niet bereiken. Wat de vos ook probeerde, het lukte hem niet de druiven te pakken. Dus gaf hij op. De vos keerde zich om met de neus in de lucht en liep weg alsof het hem niks kon schelen. "Ik dacht dat die druiven rijp waren," zei hij tegen zichzelf, "maar nu zie ik dat ze toch zuur zijn."
De passage waarin Simson 300 vossen vangt en ze met staarten aan elkaar bindt (Richt. 15:4) is volgens sommige commentaren problematisch omdat vossen over het algemeen niet in groepen leven, echter de Fennek (Vulpes zerda) leeft in groepjes van soms wel 10 dieren zodat zeer waarschijnlijk deze vos wordt bedoeld. Sommige biologen denken dat in dit specifieke geval mogelijk jakhalzen worden bedoeld. Mede omdat ook in Psalm 63:11 wordt gesproken dat de gevallenen hen ten deel vallen en jakhalzen aasdieren zijn. Echter ook vossen zijn aasdieren en zullen stellig niet schromen om te eten van grote kadavers.
In het NT wordt gesteld dat vossen holen hebben (Mat. 8:20; Luk. 9:58) wat perfect overeenkomt met de gewoonten van de dieren. Ook de vermelding dat ze op woeste plaatsen leven (Ezech. 13:4) is algemeen bekend, ook al schromen ze niet om in verwoeste steden hun holen te hebben (Neh. 4:3; Klaagl. 5:18).
Uit de familie van vossen is de gewone vos (Vulpes vulpes) de bekendste en algemeenste soort. Vossen hebben een spitse snuit, een lange pluimstaart en driehoekige, rechtopstaande oren. De staartpunt is meestal anders gekleurd dan de rest van de vacht. Bij woestijnvossen zijn de oren vaak groter dan van de overige vossen.
Alle soorten vossen zijn opportunistische jagers, waarbij vooral kleine zoogdieren de voornaamste prooi zijn. Daarnaast schromen ze er niet voor om vogels en ongewervelde dieren te eten als ze die vangen en ook aas staat bij hen op het menu naast allerlei vruchten. Kenmerkend is dat vossen hun prooien vangen met een zogenaamde "muizensprong", waarbij met een sprong in de lucht de dieren met hun voorpoten op de prooi landen.
De volgende soorten vossen komen voor in Israël: Gewone of rode vos (Vulpes vulpes) in de meer beboste gebieden, terwijl de Afghaanse vos (Vulpes cana), Fennek of woestijnvos (Fennecus zerda of ook wel Vulpes zerda) en Zandvos (Vulpes rueppellii) ook in de woestijn voorkomen.
In Nederland komt alleen van nature de Gewone of rode vos (Vulpes vulpes) voor. In de afgelopen jaren komen ze ondertussen in heel Nederland, op de Waddeneilanden na, voor.
Aangemaakt 16 oktober 2005, laatst gewijzigd 12 september 2020