Cherubim
ζῶον G2226 "levend wezen, schepsel, dier, Cherubim", χερουβίμ G5502 "cherub", כְּרוּב H3742 "Cherub, Cherubim, engelen",

Zie ook: Beeldbank, Engelen,

Cherub (Hebreeuws כְּרוּב H3742), mv. Cherubim, een soort engel.

Inhoud

Bijbel

Oude Testament

Cherubim worden als eerste keer genoemd als bewakers van de hof van Eden (het paradijs), nadat Adam en Eva vanwege de zondeval daaruit zijn verdreven (Gen.3:24).

Ook worden cherubim beschreven als wezens die de Heere dragen naar de hemel (2 Sam. 22:11; Ps. 18:11).

Ze zijn bewakers op de ark des Heren (Zie ook: Ark des Heren).

In Ezechiël 1 wordt in een visioen een beschrijving gegeven van engelen, echter iets verderop worden ze cherubim genoemd (Ezech. 10:15, 20). Echter uit deze beschrijving lijken ze meer op een Babylonische šedu of lamassu dan op de cherubim die elders worden genoemd.

Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament worden ze alleen in Hebreeen 9:5 genoemd.

 


Engelen in omliggende landen

Assyrische Apkallu Cherub van PasargadaeDe Sumerische Abgal en Akkadische Apkallu zijn het equivalent van de Bijbelse cherubim.

Bekend is de cherub van Pasargadae, gekleed in Elamitische klederdracht en een Egyptische kroon.


De vogel Grijp

Een van de sprookjes van Grimm is "Vogel Grijp", veel mensen denken dat de naam afkomstig van grijpen omdat deze vogels mensen zouden pakken. In een van de voetnoten van een wetenschappelijke uitgave van de sprookjes van Grimm staat: "De vogel Grijp is een fabeldier, gewoonlijk voorgesteld met de kop van een arend en het lichaam van een leeuw, en verder voorzien van vier poten en twee geweldige vleugels. Deze voorstelling gaat op Oosterse voorstellingen terug, zoals de gevleugelde leeuwen en stieren in Babylon en Egypte; het Westen leerde ze kennen uit het Oude Testament, waar verteld wordt dat de troon van Jehova in Jeruzalem op dergelijke wezens rust".

Hier wordt verwezen naar het visioen van Ezechiël: "In het midden van het vuur zag ik iets dat leek op een viertal wezens. Zo zagen ze eruit: ze leken op mensen maar ze hadden elk vier gezichten en vier vleugels. Hun benen waren recht en hun voeten, die blonken als gepolijst koper, leken op de hoeven van een kalf. Aan hun vier zijden, onder hun vleugels, zag ik mensenhanden. De gezichten en vleugels van de vier wezens zagen er zo uit: hun vleugels raakten elkaar, en omdat ze aan elke kant een gezicht hadden, hoefden de vier wezens zich niet om te draaien als ze zich voortbewogen. Hun gezichten leken van voren op het gezicht van een mens en van rechts op de muil van een leeuw, van links op de kop van een stier en van achteren op de bek van een adelaar." (Ezech. 1:5-10).

Mogelijk dat er een etymologische link bestaat tussen Grijp en het Hebreeuwse Cherub. In het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands staat bij cherub dat het woord is ontleend "aan christelijk Latijn cherubim, cherubin kheroubín, kheroub(e)ím (mv.) k(sjwa)rūbhīm, de meervoudsvorm van k(sjwa)rūbh ‘mythisch gevleugeld wezen’, zie griffioen en de vogel grijp. Het woord hangt samen met Akkadisch kāribu ‘zegenend, goedgunstig’, kuribū ‘goedgunstig(e geest)’, een afleiding van het werkwoord karābu ‘zegenen, toegenegen zijn’. Bij het woord grijp wordt verwezen naar griffioen waar de volgende verklaring werd gegeven: Griffoen is ontleend aan Frans griffon [grifun ca. 1080; Rey] gryphus ‘griffioen’, foutieve spelling van grypus, een Latijnse nieuwvorming naast gryps ‘id.’, grūps (genitief grūpós) ‘griffioen, fabelvogel; gier’. De oorsprong van het woord wordt wel gezocht in Assyrisch k'rub ‘mytisch wezen met leeuwenklauwen, stierenlichaam, vleugels en mensenhoofd’, zoals te zien aan de muren van Assyrische paleizen.


Aangemaakt 1 maart 2005


Koop nu