De wijnruit (Ruta graveolens) is een vaste plant die behoort tot de wijnruitfamilie (Rutaceae). De wijnruit komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa en heeft zich van daaruit verspreid over geheel Europa, Noord-Afrika en delen van het Midden-Oosten (langs de Middellandse Zee).
De wijnruit wordt alleen in Lukas 11:42 genoemd: "Maar wee u, Farizeeën, want gij vertient munt, en ruit, en alle moeskruid, en gij gaat voorbij het oordeel en de liefde Gods." Blijkbaar was het een van de kruiden waarover volgens de opvatting van de Farizeeën tienden gebracht moesten worden wanneer men deze had gekweekt.
Het Griekse woord πήγανον peganon wat in Lukas wordt gebruikt is afgeleid van pegnumi "vastmaken, bevestigen; samenvoegen, in elkaar zetten" en dankt dit misschien aan zijn stevige ('vaste') bladeren. Deze bladeren rieken nogal sterk en werden in de geneeskunde en bij de bereiding van voedsel gebruikt. Dit kruid werd doorgaans geplant aan de rand van een bloembed. Als geneesmiddel wordt het voornamelijk gebruikt bij gezichtszwakte ten gevolge van oogspiervermoeidheid, maar wordt ook gebruikt bij spataderen, duizeligheid en bloedarmoede.
Van de wetenschappelijke naam Ruta graveolens, wil men in Ruta zien het Griekse ryesthai "remmen, redden, helpen" vanwege de geneeskracht, of rhyein "vlieden, stromen" vanwege de uit de plant stromende geur. Dat de plant sterk geurt is met graveolens aangeduid van gravis "sterk" en olens "riekend". Het Nederlandse woord ruit is gevormd uit Ruta.
Taxonomische indeling | |
---|---|
|
De ruit is een sterk geurende plant, die veel verwilderd langs de kant van de weg voorkomt.
Uit de geschiedenis blijkt dat, wegens de vijf bladeren van de eerste bloei, de plant een geliefd amulet was die bij langdurige ziekte in de kamer of in het bed van de zieke werd gelegd.
Aangemaakt op 23 april 2006, laatst gewijzigd op 6 december 2018