De Bijbel maakt verschil tussen gaven en ambten. Een gave ontvangt
de gelovige uit de hand van de grote Gever; in een ambt wordt men
geplaatst. Een gelovige, die een ambt vervult kan natuurlijk ook één of
meer gaven van de Here hebben gekregen, zoals bv. Stephanus en
Philippus (Hand 6:5; 7:1-60; 8:5-8).
In het Nieuwe Testament
vinden we drie verschillende ambten genoemd: nl. het ambt van apostel,
diaken en oudste. Opvallend is dat in Gods Woord geen melding wordt
gemaakt van een predikambt.
Als eerste in deze reeks, een kort
overzicht wat in de Bijbel wordt gezegd over het ambt van een apostel.
De apostelen werden door de Heer Jezus verkoren om met Hem te zijn en
in Zijn Naam te handelen (Luk 6:13-18). Ze werden op Zijn bevel
uitgezonden om het evangelie van het koninkrijk te verkondigen en de
begeleidende tekenen te verrichten (Mat 10:1-42).
Ondanks hun
zwakke openbaring, zegt de Heer Jezus toch tot hen: gij zijt Mij
gevolgd en wanneer land en volk (=Israël) hersteld zal zijn, hier
wedergeboorte genoemd, dan zult gij zitten op twaalf tronen (Mat
19:28). En eenmaal zullen hun namen vermeld worden op de twaalf
fundamenten van de heilige stad (Op 21:14). Deze apostelen, waaronder
we ook Paulus mogen rekenen, hebben hun dienst verricht; ze hebben hun
opdracht vervuld en zijn ontslapen (2 Cor 11:5; 12:12).
Voor hen
heeft de Here geen anderen aangesteld, zodat er nu naar Gods Woord geen
apostelen meer zijn (Hand 20:32). Die zo genoemd worden, zijn door
mensen aangesteld op eigen gezag.