Uien
בֶּצֶל H1211 "ajuinen, uien",

Zie ook: Planten / Flora,

Ui (Hebreeuws בֶּצֶל H1211), een bolplant uit het geslacht Allium.

Inhoud

Bijbel

Herinnering aan Egypte

De ui wordt in de Bijbel alleen genoemd als het volk tijdens de Exodus klaagt over de barre omstandigheden waaronder ze op dat moment verkeren en denken aan al het overvloedige eten wat ze aten in Egypte (Num. 11:5). De ui komt dan ook veelvuldig voor op decoraties en hiërogliefen van piramides.

De stad Askelon

Askelon was een van de vijf Filistijnse steden en ligt aan de kust van de Middellandse Zee. Een van de producten waar deze stad beroemd om was, was de ui. Reeds de Griekse historicus Strabo schreef “het land van de Ascalonitae is een goede uien-markt, hoewel de stad klein is” (Strabo, Geography, XVI.2.29). Er wordt dan ook regelmatig gediscussieerd of de naam van de stad aan de (etymologische) basis heeft gelegen van de naam sjalot (van de oude wetenschappelijke naam Allium ascalonicum, → § Terminologie).


Terminologie

Babylonisch šamaškillum (Gerlinde Mauer, Agriculture of the Old Babylonian Period, p 77 in JANES Vol. 15 (1983)).

De ui (Allium cepa, var. aggregatum) wordt in oudere werken ook wel genoemd Allium ascalonicum naar de stad Askelon in Israël, waar het voor het eerst gekweekt zou zijn. Strabo beschrijft dan ook dat de uien van Askelon beroemd waren (Strabo, Geography, XVI.2.29). Theophrastus (372 - 288 v.C.) beschrijft de "Askolonion krommoon" waarmee misschien de ui wordt bedoeld. Plinius (23 - 79 n.C.) zegt dat "de Askalon ui, is genoemd naar een stad in Judaea" (Plinius, Natural History, Book XIX), maar het lijkt erop dat hij (800 n.C.) met "ascolincas" een andere ui-soort bedoeld omdat in deze passage ook verschillende andere looksoorten worden genoemd.

De etymologie van Allium is onzeker, misschien van het Keltisch all “brandend”, vanwege de scherpe smaak. Een andere mogelijkheid is van het Latijn olere “rieken”, waarmee de penetrante lookgeur wordt bedoeld. De Nederlandse benaming ui is waarschijnlijk een re-interpretatie van het meervoud uien, welke vorm is ontstaan uit ajuin of rechtstreeks uit Latijn unio (WNT, “UI”). De benamingen Sjalot en Schalotte (Duits), Shallot (Engels) en Echalotte (Frans) zijn allen afgeleid van Ascalonium. Het Nederlandse Siepel en Duitse Zwiebel zijn verkleinwoorden van cepa, van cepula, dat is ontstaan uit cibulla, waarin we cibus “spijs” herkennen. Overigens was Zwiebel in het oud-Hoogduits zwibollo, wat tweevoudige bol betekent.


Botanie

Taxonomische indeling
  • Rijk: Plantae (Planten)
    • Superdivisie: Spermatophyta
      • Divisie: Angiospermae
        • Klasse: Monocotyledoneae
          • Familie: Liliaceae
            • Geslacht: Allium
              • Soort: Allium cepa [Allium ascalonium] (Ui)

Strikt genomen wordt met de Allium ascalonium het zilveruitje of de Sjalot bedoeld, welke fijner zijn dan de grote, gewone uien (Allium cepa), de smaak is minder sterk en heeft geen bittere nasmaak. Om die reden worden ze veel gebruikt om in te leggen, in azijn.

Verspreidingsgebied

Ruim 39 verschillende variëteiten (Dr. Ori Fragman- Sapir, Wild Allium Species in Israel – Potential Cut Flowers and Garden Plants) van het Allium-geslacht komen in Israël voor, waarbij de Allium ascalonium met name langs de kuststrook te vinden is, samen met de Allium curtum en de Allium tel-avivense. Een van de meest bekende is de Allium neapolitanum welke samen met de Allium hirsutum in geheel Israël voorkomt. Allium qasyunense, Allium orientale en Allium negevense komen met name voor in de woestijngebieden, de Allium truncatum komt voor in de steppegebieden, terwijl de Allium carmeli, Allium phanerantherum, Allium rotundum, Allium libani en de Allium ampeloprasum vooral in het noorden van het land aanwezig zijn. In Samaria, Juda en de het noorden van de Negev vinden we de Allium aschersonianum. In de Jordaan vallei zien we de Allium hierochuntinum  Anderen zoals de Allium neapolitanum en de Allium schubertii zijn een ware plaag voor de landbouwer. De laatste behoort net als de Akoub (Gundelia tournefortii) tot de rolplanten die in de zomer als een wervel door het landschap heen gaan.


Geschiedenis

Uit oude geschriften van 3000 v. C. blijkt dat de ui voor het eerst in delen van Azië werd verbouwd. In deze periode kwam de ui ook voor in China en later ook in het oude India. Vanuit India is de ui naar Griekenland en Egypte gebracht. In decoraties en hiërogliefen van piramides komt de ui veelvuldig voor. Volgens Herodotos (Herodotos, Historiën, ii.125) kregen piramide bouwers uien als rantsoen. Aangenomen werd dat de ui de fysieke kracht bevorderde en ziekten hielp voorkomen. Uien werden ook in graftombes gelegd voor in het volgende leven. Ze waren tegelijkertijd voedsel en medicijn tijdens de reis naar het hiernamaals. Ook zou de schil door de structuur gezien worden als een symbool van eeuwigheid.

Uien werden ook door Grieken en Romeinen gebruikt. Een deel van de markt in Athene werd zelfs ‘ta skoroda’ genoemd, wat ‘de knoflook’ betekent en aangeeft dat de handel in allium deel uitmaakte van het dagelijkse leven. Na de introductie door de Romeinen in Europa werd de ui als groente snel populair. In de dertiende eeuw was er in Londen een levendige handel en werden er zelfs geïmporteerde uien verkocht. Vanaf dat moment neemt de ui in belangrijkheid toe, zowel in Europa als daarbuiten.

Het is mogelijk dat de ui voor het eerst naar Nederland is gebracht ten tijde van de kruistochten, maar daarna weer verdween, om in de 16de eeuw weer geïntroduceerd te worden. Een 19de eeuwse editie van de Hortus Kewensis geeft als vroegste datum 1548.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!