rechtvaardigheid volgens WNT: 2b) Van God. De hoedanigheid van gerechtig te zijn, t.w. met betrekking tot Zijne beloften; getrouwheid daaraan, en vervolgens, daar die beloften veelal zegeningen betreffen, barmhartigheid, goedertierenheid (vergel. de bet. B, 1); B1) Uiting van gerechtigheid (in de bet. A, 2), t.w. in het Oude Testament; alleen in 't mv.; B1a) Van menschen. Zooveel als: goede werken (Vulg. justitiae, justificationes); B1b) Van God. Daden waardoor Hij van de getrouwheid aan Zijne beloften blijkt geeft (Vulg. misericordiae).