Rachel, vrouw van Jakob, dochter van Laban.
Toen Jakob op zijn vlucht voor zijn broer Ezau in Haran (in Aram, Syrie) aangekomen was zag hij tot zijn grote verwondering hoe daar midden op de dag, in plaats van 's avonds, drie herders met hun kudden bij de waterput stonden. Blijkbaar wachtten ze op elkaar om de zware steen, die de put toedekte, er af te nemen. Niet elke put had zo'n steen (Ex 2:16). Jakob vroeg hen of ze een zekere Laban kenden. Dat was inderdaad het geval en juist op dat moment kwam zijn dochter Rachel aan. Niet zo gauw had Jakob haar gezien of hij wentelde alleen de steen van de put af ("der jongelingen sieraad is hun kracht" Spr. 20:29). Ook drenkte hij Labans vee. Dat was niet zoveel (Gen 30:30). Hij bleek over meer dan gewone kracht te beschikken (cf. Gen 32:25). Hij maakte zich aan haar bekend en werd nu buitengewoon vriendelijk door haar vader Laban onthaald. Na een maand trad hij in dienst als herder: een moeilijke tijd (Gen 31:39-41), het zou uiteindelijk 20 jaar worden.
Zeven jaar om Rachel als vrouw te krijgen, dit werd tenslotte 14 jaar en nog eens 6 jaar daarna. Toen was hij dan ook een zeer vermogend man ('Ten zeerste toegenomen in bezit" Gen 30:43). Hij was toe wel de man van Rachel, van wie hij hield en van Lea, van wie hij niet hield (Gen 29:31). Jakob is de enige man in de Bijbel die met 2 zusters getrouwd was (tenminste als we de incestkwestie van Lot met zijn 2 dochters vergeten). Lea schonk hem wel kinderen in tegenstelling tot Rachel. Die benijdde haar zuster daarom en ze riep tot Jakob: "geef me kinderen of ik sterf". Tenslotte hoopte ze via haar slavin aan Jakob kinderen te schenken "op mijn knieen, opdat ook ik uit haar gebouwd worde" (cf. Sara: Gen 16:2). Dat dit succes had blijkt uit haar verheugde reactie: "op bovenmenselijke wijze heb ik met mijn zuster geworsteld en ik heb gewonnen" (Gen 30:8). Dat er nog meer strijd geleverd zou worden blijkt uit het voorstel van de zogenoemde liefdesappels (Gen 30:14-17). Hoe uitbundig zal haar blijdschap zijn geweest toen ze zelf het leven schonk aan een zoon Jozef, "die Jakob liefhad boven al zijn zonen" (Gen 37:3).
Omdat de verhouding met zijn oom zienderogen verslechterde besloot Jakob weg te gaan. Zijn vrouwen waren het daarmee eens: "vader beschouwt ons immers als vreemden, want hij heeft ons verkocht en ons geld heeft hij nog opgemaakt ook. Doe dus maar wat God van je vraagt!" (Gen 31:14-17). Eigenlijk was het een vlucht. Rachel maakte van de gelegenheid gebruik om haar vaders terafim ("huisgoden") mee te nemen, maar die ze voor Jakob verborgen wist te houden.
Toen zijn broer hem met een legertje van 400 man tegemoet kwam zond hij hem een koninklijk geschenk (Gen 32:14-16). Voor alle zekerheid bracht hij zijn gezin in veiligheid. Toen het echt spannend werd plaatste Jakob Rachel en haar zoon in de achterhoede. Die begroetten ook als laatste Ezau (Gen 33:7). Ezau's aanbod om hem te begeleiden sloeg hij af: "mijn kinderen zijn teer". Ruben, de oudste, zal 13 jaar geweest zijn. Jaren later is Jakob ertoe gekomen de terafim te begraven onder een boom (Gen 35:4).
Jaren later kreeg Rachel nog een zoon Benoni. Bij zijn geboorte stierf Rachel, Jakob noemde hem vervolgens Benjamin. Ze bevonden zich toen op de weg naar Efrath, bij Bethlehem. Waarom ze niet in het familiegraf bijgezet is, weten we niet. Daar, in de spelonk van Machpela, lagen ook Abraham en Sarah, Izak en Rebecca en later ook Jakob en Lea (Gen 49:32). De dood van Rachel heeft Jakob erg aangegrepen: op zijn sterfbed vertelde Jakob nog van die dramatische gebeurtenis (Gen 48:7). Hoewel zij maar twee kinderen heeft gehad gold zij toch met Lea als een van "de bouwers van het volk Israel" (Ruth 4:11).
Zoals gezegd heeft Rachel haar zoon in haar laatste ogenblikken nog een naam kunnen geven: Benoni "zoon van mijn ongeluk, ongelukskind". Die naam zou Jakob blijven herinneren aan het gruwelijke ogenblik van Rachels dood. Hij noemde hem Benjamin "zoon van de rechterhand". Rechts staat voor geluk en voorspoed.
Rachel רָחֵל H7354, is afgeleid van רָחֵל H7353 "schaap"; Het Grieks Ῥαχήλ G4478 is afgeleid van de Hebreeuwse naam.
Bij de geboorte van Benoni/Benjamin stierf Rachel. Ze bevonden zich toen op de weg naar Efrath, bij Bethlehem (Gen. 35:19-20). Daar, aan de kant van de weg, werd ze begraven. Jakob zette op haar graf een gedenksteen (deze wordt hier voor het eerst als zodanig genoemd).
Tegenwoordig wijs men haar graf aan in de buurt van Bethlehem in Judea. Er is daar een klein koepelvormig monument, daterend uit de 15de eeuw. Zowel Joodse als Mohammedaanse vrouwen bezoeken het graf om te bidden voor een kind of de voorspoedige geboorte daarvan.
Sinds 2010 stelde de UNESCO dat deze tombe een moskee is en dat er geen Joodse relaties zijn.
Er zijn verschillende personen die twijfelen of de traditionele locatie wel de correcte plaats is. Zij baseren zich op de volgende teksten:
In Gen 35:19-20 wordt beschreven dat ze zich bevonden op de weg naar Efrath, bij Bethlehem toen Rachel stierf. Er werd daar toen een pilaar opgericht (Gen 48:7). Als dit de enige tekst zou zijn, dan was er geen probleem met de traditionele locatie. echter honderden jaren later, toen de profeet Samuel Saul als koning gezalfd had, ontmoetten deze twee mannen elkaar bij haar graf in het gebied van Benjamin bij de plaats Zelzah (1 Sam 10:2). Dit vers lijkt de begraafplaats in het toegewezen van de stam van Benjamin te willen plaatsen. De gedetailleerde beschrijvingen van de grenzen van de stam Benjamin lezen we in Jozua, waar Jeruzalem op de zuidelijke grens van Benjamin (18:16) ligt. Het Bethlehem van Juda ligt echter 8 km ten zuiden van Jeruzalem. Dit lijkt in tegenspraak met het vorige en een verklaring zou kunnen zijn dat dit het gevolg is van concurrerende oude tradities.
Uit verdere bestudering zal blijken dat er helemaal geen tegenspraak is, maar dat Gen 35:19-20 en 1 Sam 10:2 naar dezelfde plaats verwijzen. Het eerste stuk van het bewijs is het bestaan van een andere Israëlitische stad Bethlehem genaamd. De meeste mensen zijn zich bewust van het Bethlehem van Galilea genoemd in Jozua 19:15. Maar er is nog een andere stad met dezelfde naam in een lijst van steden in Nehemia 7:26 en dit Bethlehem wordt genoemd te midden van plaatsen die allemaal in het gebied van Benjamin liggen.
Het bestaan van een Bethlehem in Galilea en een Bethlehem in Benjamin maakt de frequente verwijzing naar een "Bethlehem in Juda" begrijpelijker. David was niet van "Bethlehem", maar van "Bethlehem in Juda" (1 Sam 17:12;. cf. Richt 17:7-9; 19:1-2, 18). Het is opmerkelijk dat Rachel's graf nooit is geïdentificeerd als zijnde in "Bethlehem van Juda."
Als de door Nebukadnezar weggevoerde Joden samenkomen in Rama laat Jeremia Rachel wenen om haar kinderen en zei dat ze weigerde zich te laten troosten (Jer 31:15-16). Rama is een bekende stad in Benjamin en was blijkbaar binnen gehoorsafstand van het graf van Rachel. Deze profetie van Jeremia wordt door Mattheüs aangehaald bij de kindermoord te Bethlehem (Mat 2:18). Sommigen zouden kunnen tegenwerpen dat volgens de schrijver Rachel's graf in de buurt van Bethlehem van Juda zich zou bevinden wanneer hij dit vers uit Jeremia citeert, maar Mattheüs maakt niet zo'n identificatie, en de vervulling die hij ziet ligt niet in de geografie, maar in de geschiedenis. De ballingschap begonnen in de tijd van Jeremia blijft voortduren tot in de dagen van Jezus als vreemde overheersers blijven afslachten de Joodse kinderen.
Verder is er nog een bezwaar voor het Bethlehem van Juda als locatie voor Rachel's graf. In Genesis staat dat Rachel werd begraven "op de weg naar Efrath (dat is Bethlehem)" Het is bekend dat de profeet Micha voorspelt dat de Messias zou komen van "Bethlehem Efratha," een plaats in Juda (Micha 5:1; cf Ruth 1:2). Als dit dezelfde plaats zou zijn als waar Rachel werd begraven, dan is er gewoon geen manier om de tegenstrijdige aanwijzingen op te lossen, maar het "Efrath" (אפרת) van Genesis zou wel eens een verwijzing kunnen zijn naar de Benjamitische plaats "Para" (פרה) in Jozua 18:23 (hoewel deze woorden significant verschillend lijken in het Nederlands, ze zijn zeer vergelijkbaar in het Hebreeuws). We lezen in Jeremia 13:4-7 dat de profeet naar "Parat" (פרת) moet gaan om daar een riem te verbergen, deze plaats is het moderne Khirbet Farah, vlakbij de bron 'ain Farah. Deze plaats ligt enige kilometers van de Jeremia's geboorteplaats Anatot. (Sommige Bijbelvertalingen willen dit vertalen met de 'Eufraat' rivier, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat Jeremia twee keer een extreem lange reis van 1100 km moet maken voor een zeer eenvoudig voorwerp en bovendien moeilijk was te controleren door de bewoners van Anatot).
Tot slot wordt extra ondersteuning voor een locatie in Benjamin gevonden in Genesis 35:21, waar staat dat na de begravenis van Rachel, Jakob verder reisde naar Migdal Eder. Deze locatie wordt geïdentificeerd in Micha 4:8 (SV geeft Schaapstoren) als een plaats in de buurt van Jeruzalem. Deze is een verdere ondersteuning van de locatie van het graf van Rachel ten noorden van Jeruzalem en op het grondgebied van Benjamin.
Het bewijs kan als volgt worden samengevat: alle Bijbels bewijs is in overeenstemming is met locatie in Benjamin voor het graf van Rachel. Dat er een Bethlehem in Benjamin evenals een Parat / Efrath in Benjamin is zeker. Deze locatie was goed bekend in de tijd van Saul, en het was de basis voor een profetie van Jeremia. De moeder van Benjamin werd begraven in hetzelfde gebied, dat later zou worden gegeven aan de nakomelingen van de zoon aan wie ze stierf bij de geboorte.