Bijbel
De Hennastruik (Lawsonia inermis) wordt tweemaal in de Bijbel genoemd en beiden in Hooglied. De Hebreeuwse naam kopher werd door de Egyptenaren puker genoemd en kufer door de Kopten, terwijl de naam in het Aramees en Akkadisch kufra was, waarvan het Hebreeuwse woord zeer waarschijnlijk is afgeleid.
Wat opvalt is dat beide keren de struik in context met een wijngaard of boomgaard wordt genoemd. Het geval wil dat Henna vroeger vaak als een haag rondom tuinen werd aangelegd om zo de tuin te beschermen tegen winderosie, daarnaast had het ook als voordeel dat de kwetsbare en waardevolle oogst werd beschermd tegen hongerige dieren. Daar de Hennastruik zeer uitbundig bloeit, is de metafoor van henna voor "geliefde", die verdedigd, beschermt en de verliefde verheugd in Hooglied een zeer terechte. In de eerste millennium voor Christus werd de henna dan ook in het Kanaänitisch Israël geassocieerd met de liefde. Dit zien we later terug in Joodse gemeenschappen in het Midden-Oosten waarbij de bruid Henna wordt gegeven en in Algerije en Tunesië, waar de eerste bruiloftsnacht, de "nacht van de Henna" wordt genoemd.
Botanie
Taxonomische indeling | |
---|---|
|
De Hennastruik (Lawsonia inermis), is lid van de kattestaartfamilie (Lythraceae) en is de enige in het geslacht Lawsonia. Van nature komt de plant voor in Noord-Afrika, het Nabije Oosten en India.
Geschiedenis
Een van de meest bekende struiken uit de cosmetica is de Hennastruik (Lawsonia inermis), en wordt gebruikt voor het verven van het haar en nagels. Daarnaast is het ook een bekend middel bij tatoeages van met name de handpalmen.
Voor zover bekend waren de Egyptenaren een van de eersten die de plant gebruikten als cosmeticamiddel en zij wikkelden hun mummies in met henna gekleurde kleren.