Een spreekwoord (Hebreeuws מָשַׁל H4911) is een korte, krachtige uitspraak die een wijsheid, een collectieve ervaring of morele opvatting weergeeft. Sommige spreekwoorden zijn met elkaar in tegenspraak.
Spreekwoorden zijn enerzijds in de Bijbel gezegden (zie onder), maar worden soms ook gebruikt om de spot over iemand of een volk te drijven (Deut. 28:37; 1 Kon. 9:7; 2 Kron. 7:20; Ps, 44:15; 69:12; Jer. 24:9; etc.)
1 Sam 10:12 | Hoort Saul nu ook al bij de profeten? |
1 Sam 24:14 | Van de goddelozen komt goddeloosheid voort; maar mijn hand zal niet tegen u zijn. |
Ezech. 12: 22 | De dagen zullen verlengd worden, en al het gezicht zal vergaan? |
Ezech. 16: 14 | Zo de moeder is, is haar dochter. |
Ezech 18: 2 | De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en de tanden der kinderen zijn stomp geworden? |
Hab. 2: 6 | Wee dien, die vermeerdert hetgeen het zijne niet is. |
Luk 4:23 | Medicijnmeester! genees Uzelven! |
2 Petr. 2: 22 | De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel; en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk. |
→ Hoofdartikel Uitdrukkingen en gezegden
De Bijbel heeft sinds de Staten Vertaling een grote impact gehad op het Nederlands en diverse uitdrukkingen en gezegden zijn dan ook uit de Bijbel ontleend. Voor een volledig overzicht zie het hoofdartikel.
Aangemaakt 1 maart 2008, laatst gewijzigd 28 april 2019